Dit boek behandelt de meer dan vijfhonderd stinzen, verdedigbare stenen huizen, die middeleeuws Friesland bezat. Zowel op het platteland als binnen de stadsmuren van de elf steden waren talloze stinzen te vinden. In deze monografie wordt een interessante beschrijving van de geschiedenis der stinzen gepresenteerd, gevolgd door een inventarisatie van de stinzen op meer dan vijfhonderd locaties. Dit uitgebreide project werd aangevangen in 1999 en resulteerde tien jaar later in deze publicatie.
Wat betekent het woord `stins’ en waarvan is het afkomstig? Het woord 'stins' en in het oudfries 'stens' betekent stenen huis, waarmee kastelen, woontorens en steenhuizen werden aangeduid. Stens of stins betekent dan ook een aanzienlijk steenhuis ofwel klein kasteel. Zie hiervoor ook de Descripcio Frisie, een vijftiende-eeuwse beschrijving van Friesland. In de oudste Latijnse bronnen worden ze meestal als castella aangeduid en nog wat later als domus lapidea of als castra. In Friesland werden verder de termen 'kemenade', 'spijker' en 'borg' gebezigd met dezelfde betekenis. Verder wordt het begrip gedefinieerd door voorwaarden waaraan voldaan moest worden, zoals (adellijke) bewoning en verdedigbaarheid, met daarnaast institutionele functies en symboliek.
Over het uiterlijk van de middeleeuwse Friese stinzen is nog steeds relatief weinig bekend. Een castellogische typering kan hierdoor niet gegeven worden. Desondanks is getracht enige categorieën te onderscheiden, zoals kastelen, woontorens, zaalstinzen en samengestelde huizen. Een belangrijk gemeenschappelijk kenmerk was de gracht, maar in de steden waren ook stinzen te vinden zonder gracht. Heden ten dage zijn slechts twee min of meer volledige stinzen bewaard gebleven in Friesland en dat zijn de Schierstins in Veenwouden en de Kempemastins in Leeuwarden. Wel is er veel materiaal bewaard gebleven waaronder muurfragmenten, kelders en stinswierden (terpen waarop een stins heeft gestaan), die met behulp van archeologisch onderzoek zijn onderzocht.
Door de schaarste aan eigentijdse bronnen en het desondanks grote aantal gevonden stinzen en middeleeuwse adelshuizen is de opzet van het boek als volgt. Het bestaat uit twee gedeeltes. Het eerste biedt een verhandeling over de Friese adel en zijn huizen. Dit deel is chronologisch van opzet. Hierin wordt beschreven hoe in de vetemaatschappij van het laatmiddeleeuwse Friesland deze streek rijk was aan verdedigbare stenen huizen. Je moet hierbij echter niet denken aan grote burchten, want daarmee vergeleken stelden de meeste Friese stinzen eigenlijk niet veel voor. Bepalend voor het bijzondere karakter van de Friese vetemaatschappij was het gegeven dat er geen enkel centraal gezag was en hieruit voortvloeiend geen geweldsmonopolie, waardoor lokale edelen, de zogenaamde hoofdelingen, het voor het zeggen hadden. Regelmatig was er sprake van een groot aantal dreigingen, die echter elk op zich zelf gering van omvang waren. Vanuit kleine machtsposities kon men zich op deze wijze langdurig weren tegen kleine bendes. Men trof dus in Friesland om deze reden tot in de vijftiende eeuw een zeer groot aantal verdedigbare woontorens aan, soms ook op de zogenaamde hoge wier gebouwd, in tegenstelling tot andere gebieden, waar een dergelijke bebouwing al sinds twee eeuwen in onbruik was geraakt. Ondanks de relatieve bronnenschaarste is het daardoor toch mogelijk gebleken om van sommige huizen en families vanaf de twaalfde eeuw een chronologisch verhaal te vertellen. Dit is van belang als bewijs dat er een continue voortzetting is geweest van oudere adellijke machtsposities in plaats van bewoning door louter vechtlustige hereboeren.
Het tweede gedeelte van het boek is een eerste begin van een geografisch geordende inventarisatie van de meestal verdwenen stinzen, hoge wieren en adellijke huizen. Vooral aan de wijze waarop de stinzen functioneerden als steunpunten en machtposities in de vetevoering van de adel is veel aandacht geschonken. Hoewel het bouwkundig gezien weliswaar om bescheiden gebouwen ging, vormden zij desondanks de steunpunten voor de heerschappij van de Friese adel, bestaande uit de zogenaamde hoofdelingen. Daarmee vormden zij de brandpunten van de militaire en politieke geschiedenis in die tijd.
Het boek bevat achterin een bijgevoegde cd-rom, waarop een eerste inventarisatie van de afzonderlijke middeleeuwse stinzen, per streek en per dorp is te vinden. Via de website www.hisgis.nl (HIS staat voor Historisch- en GIS voor Geografisch Informatie Systeem) van de Fryske Akademy zijn aanvullingen te vinden van de inventaris. De hierop gepresenteerde stinsgegevens zijn dus overgenomen uit dit boek van P.N. Noomen en vervolgens gekoppeld aan diverse gegevens over het land waarop zij waren gebouwd, met een nadere typering van het gebouw (stins, stinswier, blokhuis, grafelijk kasteel, kloostergoed, leengoed, huis, boerderij). Tenslotte worden enkele typerende omschrijvingen geciteerd.
In dit boek wordt voor het eerst een helder en duidelijk overzicht gepresenteerd van de Friese middeleeuwse maatschappij en van de rol die de adel daarin speelde. Daarna wordt per streek en per dorp de geschiedenis beschreven van de afzonderlijke middeleeuwse stinzen zoals die uit geschreven bronnen en door archeologisch onderzoek bekend zijn. Tussen de twee delen van het boek zit een kleurenkatern, en het geheel wordt afgesloten met een terugblik. Hierop volgen een literatuuroverzicht, een verantwoording van de afbeeldingen, een index van personen en plaatsen en een nawoord. De talrijke kaarten en illustraties, deels in het kleurenkatern en in zwart-wit elders in het boek, verduidelijken de tekst. De cd achterin het boek is een handige opstap naar de website als vraagbaak voor eventueel verder onderzoek. Voor hen die Friesland goed kennen en geïnteresseerd zijn in het historische landschap van deze provincie is dit boek onmisbaar!
Drs. Gwendolyn E. van Essen
Trefwoorden: Nederland, Friesland, Middeleeuwen, Kastelen, Stinzen, Adelsgeschiedenis