Stedelijk verleden in veelvoud
Opstellen over laatmiddeleeuwse stadsgeschiedenis in de Nederlanden voor Dick de Boer
Hanno Brand, Jeroen Benders en Renée Nip
262 pp, € 25,-
isbn/issn: 9789087042356
geïllustreerd; Middeleeuwse Studies en Bronnen nr. 134.

Stedelijk verleden in veelvoud

(recensie: Aron de Vries)

 
Dick de Boer, hoogleraar Middeleeuwse geschiedenis aan de Universiteit Groningen, ging deze zomer met emeritaat. Met 64 jaar heeft hij nu meer tijd voor andere bezigheden, zoals het spelen van de altviool, fietsen en lange afstand schaatsen. Bezigheden die hij met enthousiasme beoefende naast het historisch onderzoek. Maar het valt te hopen dat deze jonge emeritus ook af en toe achter de computer kruipt om ons te laten delen in zijn brede kennis over de middeleeuwen. In de loop der jaren hebben vele onderwerpen zijn belangstelling getrokken als stedelijke elites, devotie, kloosterwezen, armenzorg, bestuur, oorlogsvoering, textielnijverheid, de grafelijkheid van Holland en de Hanze. Hierbij tracht hij bovendien het historisch onderzoek te combineren met de letterkunde en de archeologie.
Onlangs verscheen een bundel artikel van leerlingen en vrienden met de titel Stedelijk verleden in veelvoud , die passend uitdrukking geeft aan deze brede belangstelling. Er staan zestien artikelen in, die verdeeld zijn over zeven thema’s, namelijk economie, de Hanze, financiën, archeologie, milities, verschriftelijking en devotie. Voor iemand die geïnteresseerd is in middeleeuwse geschiedenis is er dus altijd wel wat van zijn of haar gading. Bij de samenstelling was richtinggevend “De Boers gedachtegoed over urbanisering, de centrale functie van steden en de relatie tussen stad en regio” (pag. 11). Het is jammer dat er geen bijdrage is specifiek gericht op De Boers gedachtegoed, een meer historiografische bijdrage. Dan zou er misschien wat meer verband komen tussen de zeer verschillende bijdragen. Maar misschien was daarvoor de tijd nog niet rijp.
Het is ondoenlijk om op elke bijdrage in te gaan. Ik zal er dus enkele uitpikken die me het meest aanspraken. De bundel opent met een bijdrage van Wim Blockmans over maritieme stedelijke netwerken, die Europa niet verdeelden maar juist verbonden (pag. 13-26). Hij maakt duidelijk waarom Dordrecht niet uitgroeide tot een ‘gateway’. Bijzonder boeiend is een artikel van Jeroen Benders over de laatmiddeleeuwse brouwnijverheid te Zutphen (pag.43-57). Hij laat aan de hand van een brouwaccijnsregister uit 1460 zien dat de IJsselstad binnen Gelre een belangrijke brouwnijverheid kende, maar dit stak schril af in vergelijking met Hollandse steden.
Jan van Herwaarden heeft een zeer belangrijke bijdrage geschreven over de heervaarten van Dordrecht in 1284-1286 (pag.153-166). Hij baseert zich hierbij op de stadsrekeningen uit deze jaren die in 1995 opnieuw zijn uitgegeven. We komen veel te weten over het uitsturen van het stadsleger in deze jaren, maar daarin ligt niet het belang van dit artikel. De auteur komt met een andere reconstructie van de volgorde der rekeningbladen, waardoor vele posten in een ander daglicht komen te staan.
Peter Hoppenbrouwers schrijft over de ridderschap in de Umbrische stad Todi (pag. 167-179). Dit doet hij op basis van archiefonderzoek dat hij dertig jaar geleden deed, geïnspireerd door het onderwijs van Dick de Boer. Deze ridderschap kende in vergelijking met de Nederlanden een nadrukkelijk stedelijk karakter en bleef verbonden met actieve ruiterdienst. Hij kijkt hierbij naar de ridders (cavallata), maar ook naar de lichte, niet-adellijke ruiterij (sergentes).
Bijzonder geslaagd is een bijdrage van Marc Boone over vrijwillige rechtspraak en stedelijke diplomatiek (pag.197-211). Hij behandelt hierin de chirograaf. In het stadsarchief van Douai worden maar liefst 35.000 van dergelijke oorkonden bewaard. Boone beschrijft hoe er verschillende pogingen van landsheren ondernomen werden om de chirograaf te vervangen door de duurdere schepenakte op zegel. Terecht stelt de auteur dat de diplomatiek zich traditioneel richt op kerkelijke en vorstelijke oorkonden en kanselarijen, terwijl de stedelijke registratuur stiefmoederlijk behandeld wordt. Hij vraagt om meer onderzoek naar de werking van stedelijke administraties en kanselarijen.
Verder vinden we in deze bundel artikelen die gaan over de relatie tussen de stad Groningen en de Ommelanden, Staveren en Nijmegen als Hanzestad, de kredietrelaties tussen het hertogdom Gelre en het Duitse Nederrijngebied, de Culemborgse stadsrekeningen, het boekenbezit van drie Deventer geleerden en de Moderne Devotie, memento-mori parktijken in Groningen, religieuze vrouwen in de stedelijke samenleving en de rol van stadspredikers in de decennia voor de Nederlandse Opstand. Dick de Boer vond archeologie altijd interessant en dus is er ook een artikel over Leidse beerputten en textielvondsten in Groningen. Daarmee is het een bundel geworden met een rijk geschakeerd palet en het lezen waard.
 
Aron de Vries

Trefwoorden: Middeleeuwen, Groningen, Holland, stadsgeschiedenis, stedelijke identiteit.