Identiteitspolitiek
Media en de constructie van gemeenschapsgevoel
Marcel Broersma en Joop Koopmans
186 pp, € 19,-
isbn/issn: 978-90-8704-119-9

Identiteitspolitiek

(recensie: Drs.Paul Hendriks)

 

Marcel Broersma en Joop Koopmans, Identiteitspolitiek. Media en de constructie van gemeenschapsgevoel (Hilversum, Verloren, 2010, 186 pp., geïllustreerd, ISBN 978-90-8704-119-9), € 19,-
 
Veertien bijdragen maar liefst, telt deze bundel, die de neerslag vormt van een diachrone collegereeks over verbeelde gemeenschappen, waarbij Benedict Andersons klassieker Imagined communities: reflections on the origin and spread of nationalism (1983) als leidraad werd genomen. Centraal stonden daarbij de vragen naar de inhoud en implicaties van dit theoretische concept en de mogelijkheden om het ook toe te passen op andere gemeenschappen dan de `naties’ waarmee Anderson het introduceerde.
De constructie van gemeenschappen is in de eerste plaats identiteitspolitiek. Politieke partijen, naties of regionale bewegingen proberen mensen die elkaar niet persoonlijk kennen, onder een gemeenschappelijke noemer samen te brengen. Zo ontstaan machtsblokken en kunnen maatschappelijke veranderingen worden ingezet. Media functioneren als makelaars in dit proces: via de media wordt een groepsidentiteit gevormd en in stand gehouden. Het is wellicht ook niet toevallig dat het proces van verzuiling in Nederland parallel liep aan de opkomst van de radio als medium voor de diverse zuilen. Broersma haalt in zijn inleiding Abraham Kuyper aan als een vooruitziende geest, die niet alleen de eerste politieke partij maar ook de eerste moderne krant oprichtte. Kuyper stichtte een gemeenschap (een zuil) een halve eeuw voor dat verzuiling daadwerkelijk op gang kwam in Nederland als gevolg van het einde van de schoolstrijd en de uitbreiding van het kiesrecht.
Broersma stelt ook in zijn stuk dat Andersons metafoor van de natie als verbeelde gemeenschap vaak door historici gehanteerd wordt, maar dat het concept nog nauwelijks diepgaand is geanalyseerd (p. 17). Dat geldt vermoedelijk zeker voor Nederland, waar in de jaren negentig van de vorige eeuw het onderzoek naar nationalisme en natievorming pas goed op gang kwam, onder andere naar aanleiding van buitenlandse publicaties als die van Anderson, maar ook die van Eric Hobsbawm en Ernest Gellner. Genoemde wetenschappers hebben gemeen dat zij de modernistische school vertegenwoordigen in het debat over de oorsprong en definitie van nationalisme. Zij stellen alledrie dat nationalisme een modern verschijnsel is. Anderson stelt de commerciële inzet van de drukpers verantwoordelijk voor dit verschijnsel.
De bijdragen in deze bundel handelen niet alleen over de situatie in Nederland, maar het is grensoverschrijdend. Zo geeft de bijdrage van Gerrit Voerman, `Dubbele nationaliteiten. De Sovjet-Unie als het politieke vaderland van de Nederlandse communisten’ (pp.125 - 137), aan dat er ideologisch gezien ook verbeelde gemeenschappen kunnen zijn die niet aan een natiestaat zijn gebonden. Socialisme en communisme zijn immers internationale bewegingen; wat dat betreft is de uitkomst hiervan ook weer niet zo verrassend. Historisch gezien blijkt de natiestaat, in de betekenis van vaderland of moederland, evenwel sterker dan de internationale verbeelde gemeenschap. De pogingen van de socialistische internationale, onder leiding van Pieter Jelles Troelstra, om tijdens de eerste wereldoorlog de strijd te beëindigen door de arbeiders aller landen eensgezind de wapens te laten neerleggen, liep uit op een fiasco.
Een bijzondere gemeenschap die besproken wordt, is een virtuele. Susan Aasman schetst de geschiedenis van de eerste settlers in een digitale wereld met haar bespreking van The well als utopische gemeenschap (p.59-71). In 1985 begon een bescheiden sociaal, cultureel en technologisch experiment dat uiteindelijk de geschiedenis in zou gaan als een van de vroegste voorbeelden van een virtual community. Een van de initiatiefnemers van dit project, Howard Rheingold, publiceerde in 1993 zijn boek over The Well, getiteld Virtual community. Hij had zich bij de keuze van zijn titel laten inspireren door Anderson. Later grapte hij dat zijn uitgever de titel: ‘People who discuss things online and form relationships and groups that resemble community in some important ways but differ in others te lang vond. Andersons metafoor vatte voor hem een hoop betekenissen samen (p.60).
Net zoals een natie bij Benedict Anderson bestaat in de hoofden van de burgers, zo is ook een virtuele gemeenschap een “act of imagination”, aldus Rheingold. (p.60) Je zou eigenlijk kunnen stellen dat een gemeenschap per definitie verbeeld en virtueel is, maar dat is mijn conclusie.
Hoe dan ook, deze bundel laat zien dat het concept ‘Verbeelde gemeenschap’ nog springlevend is. Aan de hand van verschillende media worden processen van identiteitsvorming in heden en verleden geanalyseerd. De essays laten zien dat het begrip 'verbeelde gemeenschap', vooral gebruikt in de context van nationalisme en staatsvorming, een veel bredere toepasbaarheid heeft en vruchtbare en spannende wegen opent voor historisch onderzoek.
 
Drs. Paul Hendriks
meesterpaul@gmail.com
 
Trefwoorden: Nederland, Nieuwe tijd, Nationalisme, Internationalisme, Groepsvorming, Identiteitsvorming