Vechten, bidden en verplegen
(recensie: Drs.Paul Hendriks)
J.A. Mol, Vechten, bidden en verplegen. Opstellen over de ridderorden in de Noordelijke Nederlanden. Bijdragen tot de Geschiedenis van de Ridderlijke Duitsche Orde, Balije van Utrecht 5. Hilversum, Verloren, 2011, 367 pagina’s, ill., ISBN 978-90-8704-252-3, € 33,-
Ridderordengeschiedenis lijkt een terrein dat veel historici trekt, aldus Mol in zijn voorwoord. Vooral Tempeliers mogen zich al jaren in een warme belangstelling van het publiek verheugen en daar hebben publicaties van Umberto Eco, Hubert Lampo en Dan Brown zeker toe bijgedragen. Mol stelt in zijn voorwoord echter ook direct vast dat de popularisering van het fenomeen niet of nauwelijks vertaald is in diepgaand onderzoek.
Dit gezegd hebbende, geeft Mol aan wat er wel aan onderzoek in ons taalgebied is verricht en wie daarin een belangrijke rol vervullen of vervuld hebben. De onbetwiste deskundige op het gebied van Johannieters is Marietje van Winter, voorts bekend vanwege haar adelsstudies en publicaties over middeleeuws koken. De auteur draagt zijn lijvige bundel aan haar op.
De bundel omvat een twaalftal bijdragen, die in min of meer chronologische volgorde geplaatst zijn. De thematiek varieert van vestigingen van Johannieters in Friesland en Utrecht, de veranderingen in toelatingsbeleid van de ridderorden, activiteiten van Nederlandse ridders in Lijfland, tot de nalatenschap van de Duitse orde in Nederland en de moeilijke jaren ten tijde van de Opstand.
Lezend in de diverse bijdragen, leren we dat vechten slechts een klein onderdeel vormde van de activiteiten van leden van ridderorden. Bidden, verplegen en, niet te vergeten, bestuur en politiek, hielden hen door het jaar heen veel meer bezig. Negen van de bijdragen in dit boek waren al in eerdere bundels verschenen en Mol heeft er drie speciaal voor deze publicatie geschreven. Samen geven zij een goed overzicht van de periode vanaf het ontstaan van de orden tot kort na de Reformatie.
Ridderorden werden vanaf hun oprichting ten tijde van de kruistochten ruim voorzien van legaten, giften en donaties waardoor zij binnen, maar vooral buiten het Heilige land goederen in de vorm van grondbezit bezaten, waarbij zij vaak ook nog eens vrijgesteld waren van belastingen. De orden werden dus niet alleen rijk, maar ze beschikten al snel over een netwerk van vestigingen door geheel Europa, waaronder ook de Nederlanden. De nadruk ligt in de artikelen van deze bundel op de activiteiten van de Duitse orde. Deze orde was jonger dan de Tempeliers en de Johannieters en richtte zich op bekering en verovering van heidense gebieden in Noordoost Europa, te weten het Baltische gebied en delen van Polen en Rusland. Onder andere vanwege de geografische ligging was het logisch dat Friesland als gebied interessant was voor de Duitse orde als vestigings- en wingewest en als uitvalsbasis voor tochten naar het zogeheten Lijfland.
Interessant is de bijdrage over de uit Drenthe afkomstige landmaarschalk Jasper van Munster, die zich als legerleider maar vooral als politicus ontpopte vanwege zijn activiteiten ten behoeve van een bondgenootschap tegen Iwan de Verschrikkelijke. Het bewuste artikel heet ‘Verrader van Lijfland?’ (pp. 235-268), omdat enerzijds de Lijflandse confederatie in een burgeroorlog ten onder ging en anderzijds omdat de rol van Jasper in dit drama omstreden is.
Net als vele anderen wist ik van de ridderorden niet veel meer dan dat zij actief waren tijdens de kruistochten en kende ik van de orden de Tempeliers nog het best. Deze bundel leert veel over de andere orden, maar ook nog eens van activiteiten in andere gebieden en in andere tijden. Hierdoor wordt het voor de geïnteresseerde leek bijzonder interessant, terwijl het voor de wetenschappers in deze niche ook voldoende informatie en achtergronden verschaft.
Drs. Paul Hendriks
meesterpaul@gmail.com
Trefwoorden: Nederlanden, Friesland, Middeleeuwen, Nieuwe tijd, Kruistochten, Reformatie, Ridderorden, Duitse orde, Johannieters, Lijfland.