Pugno pro patria
De Koninklijke Marine tijdens de Koude OOrlog
D.C.L.Schoonoord
395 pp, € 39,50
isbn/issn: 978-90-519-4455-6
geïllustreerd

Pugno pro patria

(recensie: Eveline van der Hulst)

 

D.C.L. Schoonoord, Pugno pro patria. De Koninklijke Marine tijdens de Koude Oorlog (Van Wijnen Franeker 2012) Geïllustreerd, 395 pp., ISBN 978-90-519-4455-6, € 39,50.
Kolonel der mariniers b.d. en historicus Dick Schoonoord heeft zich gewaagd aan een zeer uitgebreid werk, dat onderdeel zal vormen van een driedelige reeks over de geschiedenis van de Koninklijke Marine na de Tweede Wereldoorlog. Het doel van Pugno pro patria (Ik strijd voor het vaderland) is het opvullen van een leegte in het beeld dat er van de ‘Haagse Marine’ bestaat (p.11). Schoonoord heeft dit willen doen door gebruik te maken van het archief van de Marinestaf, literatuur over het varend en vliegend materieel van de Koninklijke Marine, Marine Luchtvaartdienst, Onderzeedienst, Mijnendienst en het Korps Mariniers. Ook verwijst hij naar een biografie van een van de beleidsstafmedewerkers.
Er zijn zes hoofdstukken en elk hoofdstuk beslaat een decennium met daarbij veel aandacht voor de internationale verwevenheid van de Nederlandse Koninklijke Marine. Door elk hoofdstuk af te sluiten met een concluderend stuk, heeft hij het overzicht behouden en dat is nodig gezien de zeer grote hoeveelheid informatie. De inleiding biedt een kort chronologisch overzicht van de verhoudingen tussen en ontwikkeling van de Europese en Amerikaanse strijdkrachten en de Sovjet-Unie vanaf het einde van de Tweede Wereldoorlog tot aan het einde van de Koude Oorlog in de jaren ’90. Europa werd daarbij het slagveld waarop ideologieën elkaar probeerden te bestrijden (p.13). Het vormen van bondgenootschappen en de ontwikkelingen die daartoe aanleiding gaven, beschrijft Schoonoord uitvoerig, net als de gevolgen van deze bondgenootschappen voor de rol en de prioriteit die de Koninklijke Marine daarin kreeg, in verhouding tot de rol van land- en luchtmacht.
Het werk begint met een beschrijving van de diepgewortelde overtuiging en ambitie dat Nederland na de Tweede Wereldoorlog weer de zeevarende natie moest worden die het ooit was, liefst met een zelfstandige rol op de wereldzeeën. Daarnaast moesten de handel en koloniën beschermd worden. Een wildgroei aan schepen was het gevolg en volgens Schoonoord was er in deze vroege periode dan ook sprake van een “gebrek aan focus” (p.311). Het was de wens om een zelfstandige rol te kunnen spelen binnen de pas opgerichte NAVO. Door steun van en samenwerking met de NAVO ontwikkelden de Koninklijke Marine en Den Haag uiteindelijk een duidelijkere visie. Schoonoord beschrijft deze relatie met de NAVO uitgebreid.
Er is ook daarnaast veel aandacht voor de ontwikkeling van technologie en nieuw materieel, zoals radar, sonar en nieuwe schepen. In de jaren ’60 werkte de Koninklijke Marine samen met de Britten om zo op ontwikkelingskosten te kunnen besparen. De scheepstypen en hun voor- en nadelen worden in het boek zeer gedetailleerd uitgewerkt. Gelukkig krijgt de lezer achterin een overzicht om niet verdwaald te raken in de verschillende schepen. De rode draad echter in dit werk omschrijft Schoonoord (p.21) als: “het spanningsveld tussen ambitie van de marineleiding in termen van de verwerving van nieuw materieel en modernisering van het bestaande in relatie tot immer onvoldoende fondsen.”
Op dit gebrek aan voldoende fondsen vanuit Den Haag gaat Schoonoord uitgebreid in. Het vormde in elk decennium een belemmering om ambitieuze plannen ten uitvoer te brengen, namelijk de bouw van nieuwe schepen. In de jaren ‘60 resulteerde de slechte economische situatie in de keuze om te gaan bezuinigen op brandstof en personeel. In de jaren ’70 leidde het tot de invoer van een ‘rompenpolitiek’ (p.240). Het tekort aan fondsen had ook tot gevolg dat een nucleair aangestuurde onderzeeboot geen haalbaar plan was (p.182). In de jaren ‘70 plaatste de Koninklijke Marine orders voor nieuwe schepen om zo werkgelegenheid te creëren in de scheepsbouwsector. Na de val van de Sovjet-Unie in de jaren ’90 werd het streven naar een grote vloot losgelaten en ging de Koninklijke Marine zich richten op crisisbeheersing (p.315).
Het is maar de vraag of er ooit een aanvulling geschreven kan worden op een boek dat zo uitgebreid ingaat op de geschiedenis van de Koninklijke Marine, de stappen die daarin gezet zijn en de drempels die genomen werden. Mede daardoor heeft Schoonoord zijn doelgroep bewust of onbewust beperkt, want dit boek vraagt vanwege de gedetailleerde informatie en het jargon al vrij veel achtergrondkennis van de Nederlandse Marine.
 
Eveline van der Hulst M.A.
evelinevdhulst@gmail.com
 
 
Trefwoorden: Nederland, 20e eeuw, Koude Oorlog, Maritieme geschiedenis, Politieke geschiedenis