Vaderland & Vrede 1672-1713
(recensie: Eveline van der Hulst)
Donald Haks, Vaderland & Vrede 1672-1713. Publiciteit over de Nederlandse Republiek in oorlog (Hilversum, Verloren 2013) Geïllustreerd, 352 pp. ISBN 978-90-8704-337-7, € 29,-
Pas in zijn dankwoord beschrijft Donald Haks, oud-voorzitter van het Instituut van Nederlandse Geschiedenis en momenteel universitair docent aan de Universiteit van Leiden, welke vragen geleid hebben tot de totstandkoming van dit boek. Hij begrijpt niet, waarom de Republiek tussen 1672 en 1713 drie oorlogen voerde tegen Lodewijk XIV van Frankrijk, daarbij zelfs kansen op vrede liet voorbijgaan, terwijl die oorlogen hoge kosten met zich meebrachten en heftig ingrepen op het dagelijks welzijn van de bevolking (p.343). De vraag die Haks hoopt te beantwoorden is dan ook, in hoeverre de oorlogen van de Republiek tegen Frankrijk, tussen 1672 en 1713, op publieke steun konden rekenen (p.19). Hij hoopt hiermee bij te dragen aan de “vergeten dimensie” (p.13) van de geschiedschrijving, namelijk war and society, als onderdeel van de ‘nieuwe militaire geschiedenis’.
Aan de hand van acht casussen wil Haks zowel de aanbod- als de vraagkant van de beschikbare publiciteit behandelen (p.20). Vier van de acht hoofdstukken zijn al eerder apart gepubliceerd (p.344). Als het ‘publiek’ uit die dagen waarop Haks zich richt, kiest hij de kritische middengroepen: alles tussen elite en de allerarmsten. Daarbij bepalen drie thema’s het boek: oorlog, publiciteit en publiek draagvlak, waarbij in het bijzonder het natiebesef in de genoemde periode aandacht krijgt. De gebruikte bronnen voor dit onderzoek zijn zeer divers en bestaan voor een aanzienlijk deel uit populair drukwerk. Nieuws kreeg meer en meer amusementswaarde. Haks beschrijft ook bij zijn bronnenkeuze gekozen te hebben voor “het minder bekende” (p.20).
Het hoofdstuk ‘De Staten-Generaal, oorlog en religie’ is gericht op het aanbod vanuit de Staten-Generaal. Haks begint dit hoofdstuk met het traditionele standpunt van historici zoals Geyl en Kossmann, namelijk dat oorlog in de zeventiende eeuw vooral een kwestie was van machtspolitiek met religie louter als propagandamiddel. Haks wil dan ook weten of de Republiek tijdens de oorlogen tegen Frankrijk in officiële publicaties naar religie verwees en in hoeverre deze geschriften aansloten bij de algemene gedachtegang. Ook wil hij weten in hoeverre de argumentatie van politieke leiders aansloot bij hun dagelijkse belevingswereld.
De bronnen die hij heeft onderzocht, zijn manifesten die de Staten-Generaal publiceerden ter rechtvaardiging van een te voeren oorlog, zoals de Generale Petitie en publieke brieven die naar aanleiding van een biddag werden uitgeschreven (p.59-60). Volgens Haks speelde religie in de verdediging van de Republiek een “cruciale rol” (p.85), samen met het beeld van de eenheid van de staat, ook wel aangeduid met ‘vaderland’, waarmee hij de traditionele stelling probeert te weerleggen. Het ‘Rampjaar’ 1672 vormde een grote bedreiging voor dat wat de voorouders tijdens de Tachtigjarige Oorlog hadden weten tot stand te brengen, namelijk de staat met de protestantse religie. Dat was volgens Haks de reden dat de Staten-Generaal zo vaak naar religie verwezen (p.85).
De predikant, zo lezen we in het derde hoofdstuk, had in de communicatie tussen overheid en publiek de rol van intermediair. Verpakt in de religieuze context van een preek tijdens een officieel uitgeschreven biddag, was hij in staat om informatie vanuit de politieke leiding aan het publiek over te brengen en de leiders ook te informeren over reacties vanuit het publiek. In de preken werden de motivatie en rechtvaardiging voor een oorlog en gemeenschappelijke waarden, zoals de protestantse religie, nog eens benoemd (p.112).
Haks probeert de omvang van de aangeboden publiciteit in kaart te brengen in het vijfde hoofdstuk, aan de hand van de inname en herovering van het kasteel van Namen in de periode 1692-1695. Informatie bleek in deze periode in vele vormen en in grote omvang aanwezig te zijn. Op cruciale momenten werd een biddag uitgeschreven, waardoor het publiek betrokken raakte bij de gebeurtenissen. Een van de redenen die Haks noemt voor de omvang van de publiciteit is dat deze voor de regerende vorsten een middel was tot vertoon van vorstelijke pracht en praal (p.193).
Publiek debat vond echter amper plaats. Haks probeert dit te verklaren in het zesde hoofdstuk. Hij zoekt een antwoord op de vraag of de publieke opinie, gevormd naar aanleiding van de Spaanse Successieoorlog, functioneerde als een “imaginair court of appeal”, zoals de historicus Graig Harline het concept noemde (p.195), waarmee een anoniem publiek aangeduid wordt dat kon functioneren als scheidsrechter bij een publiek gevoerd debat (p.192-195). Het gebrek aan publiek debat lag in ieder geval niet aan de groeiende nieuwsvoorziening en het bereik daarvan. Volgens historici was er vanuit het publiek weinig interesse voor deze oorlog. Volgens Haks echter werd het mogelijk niet passend gevonden de oorlogspolitiek publiekelijk te bespreken. Hij beschrijft het proces als “geïnternaliseerde sociale controle” (p.226), waarbij een dissidente minderheid zich achter de meerderheid schaarde en zich stil hield om geen buitenstaander te worden. Tegenstrijdig is het wel dat Haks hier aangeeft dat het publiek stil bleef, terwijl hij dit publiek gekozen heeft als onderzoeksobject, juist omdat het kritisch zou zijn.
Ook in het zevende hoofdstuk is Haks geïnteresseerd in de reacties vanuit het publiek. De bron die hij hier aanboort, zijn de loterijrijmen, die, gevuld met spreuken en zegswijzen, bedoeld waren om te worden voorgedragen. Degenen die de rijmen samenstelden, konden zich op deze wijze uitspreken over de oorlog. Haks vraagt zich in dit hoofdstuk af, hoe het publiek dacht over de oorlogen en in hoeverre deze opinie aansloot bij de officiële visie van de Staten-Generaal (p.228). Naast de amusementswaarde werd in de loterijrijmen vooral het verlangen naar vrijheid benadrukt, waarmee men doelde op de zelfstandigheid van de staat (p.259).
In het laatste hoofdstuk schrijft Haks een vervolg op het zesde hoofdstuk en vraagt zich af of er na de Vrede van Utrecht in 1713 wél ruimte was voor kritiek op het gevoerde beleid. In pamfletten bleek de ruimte voor publieke discussie er wel te zijn en werd het debat gevuld met buitenlandse politiek, het herstel van de welvaart en het bestuur van de staat (p.271). Toch zou er van open interactie van het publiek met de politieke leiders nog steeds geen sprake zijn geweest. Haks constateert dat het publiek tijdens de drie oorlogen kennelijk bereid was geweest om voor het ‘vaderland’ offers te brengen (p.291).
In zijn conclusie stelt Haks dat de drie oorlogen tussen 1672 en 1713 veel steun kregen van de bevolking. Dat wat vaak terugkeert in de bronnen die hij heeft onderzocht, is de noodzaak die gevoeld werd om dat wat de voorouders tijdens de Tachtigjarige Oorlog hadden opgebouwd, te beschermen. Daar hoorde de protestantse religie bij als legitimering. De term ‘vaderland’ werd hier veelvuldig voor gebruikt. Binnenskamers waren er wel degelijk meningsverschillen tussen regenten. Niet altijd konden die verschillen buiten de publiciteit gehouden worden. De opvatting werd echter breed gedragen dat er in het publieke leven vooral eendracht moest zijn (p.293-294).
Vaderland en vrede is een zeer gedetailleerd werk. Het vereist nogal wat doorzettingsvermogen van de lezer, daar deze gemakkelijk in de vele details kan verzanden, ook als hij of zij bekend is met en geïnteresseerd is in het onderwerp van dit boek. Ondanks het feit dat de volgorde van de hoofdstukken is aangegeven, zijn ze in de praktijk toch moeilijk te overzien en past niet elk hoofdstuk in de aangekondigde volgorde. Ook is Haks op sommige punten tegenstrijdig. De keuze voor de bronnen is echter soms verrassend en verfrissend. Het is daarbij verbazingwekkend hoeveel informatie gehaald kan worden uit bronnen die op het eerste gezicht enkel waren bedoeld als amusement. Bij elk vraagstuk en elke bron weet Haks de relevantie van zijn keuze goed en overtuigend toe te lichten. Niet in de laatste plaats moet genoemd worden dat het boek opvalt vanwege de vele mooie illustraties.
Eveline van der Hulst MA
Trefwoorden: 17e eeuw, 18e eeuw, Nederland, Frankrijk, Militaire geschiedenis, Pers en Publiciteit, Populair drukwerk, Vaderland en Religie.