Een kwestie van politieke moraliteit
Politieke corruptieschandalen en goed bestuur in Nederland, 1848-1940
Ronald Kroeze
334 pp, € € 32,-
isbn/issn: 978-90-8704-369-8
geïllustreerd

Een kwestie van politieke moraliteit

(recensie: Martha Catania-Peters)

 

Ronald Kroeze, Een kwestie van politieke moraliteit. Politieke corruptieschandalen en goed bestuur in Nederland, 1848-1940 (Hilversum: Uitgeverij Verloren, 2013), 334 blz., geïllustreerd, ISBN: 978-90-8704-369-8; € 32,-
 
We hebben een boek voor ons van Ronald Kroeze dat aan de Vrije Universiteit in Amsterdam als dissertatie is verdedigd. Kroeze werd begeleid door de Amerikaanse historicus James Kennedy, hoogleraar Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Misschien is behalve aan de promovendus, ook aan hem de uitvoerige behandeling te danken van theorieën en begrippen, alvorens vier op relevantie geselecteerde schandalen worden behandeld, die zich elk in een andere periode met een bepaald, vaak nieuw ideaal van goed bestuur voordeden. Ronald Kroeze werkt vooral met de theorieën van de Amerikaanse corruptieonderzoeker en politicoloog M. Johnston, wiens benadering als vertrekpunt is genomen bij het onderzoeksproject Under construction: the genesis of public valuesystems 1650-1950, waarvan dit onderzoek en de dissertatie deel uitmaken. Johnston, anders dan Max Weber, definieert corruptie niet als een opzichzelfstaande overtreding, maar als een product van een bepaalde sociale context. Zijn omschrijving van corruptie luidt: “the abuse, according to the legal or social standards constituting a society’s system or public order, of a public role or resource for private benefit” (p.10). Er is natuurlijk ook weer kritiek op deze zienswijze, bijvoorbeeld dat er ook altijd groeperingen zijn die de gewraakte daden niet als corrupt beschouwen. Dat is in het boek zeker terug te vinden in de langdurende discussies en veenbrandachtige politieke verwikkelingen, precies omdat niet duidelijk is of een handeling als corrupt kan worden aangemerkt of niet, in een veranderend politiek en maatschappelijk landschap.
Bepaalde politieke corruptieschandalen zijn dus cultuurgebonden. Kroeze stelt daarom zelfs een nieuwe periodisering voor, die is terug te vinden in de behandeling van ‘zijn’ vier schandalen. Deze worden met vier perioden met verschillende idealen van goed bestuur in verband gebracht, omdat ze daar volgens Kroeze intrinsiek mee samenhangen.
 In het eerste hoofdstuk wordt het Limburgs brievenschandaal, betreffende verkiezingscorruptie van een minister, in verband gebracht met het ideaal van liberaal bestuur en de daarbij behorende vrije verkiezingen (1848-1870). Zelfs minister president Thorbecke wordt van betrokkenheid beschuldigd, maar om hem en het nieuwe liberalisme niet te beschadigen, wordt een enquête afgeblazen. Wel jammer dat we nu nooit zullen weten welke rol Thorbecke speelde.
Het Billitonschandaal betrof een onrechtmatige concessie aan een onderneming op het eilandje Billiton door de Gouverneur van Nederlands Indië tijdens het opkomende Imperialisme. Dit schandaal brengt Kroeze in verband met het ideaal van modern staatsbestuur (1870-1900).
In de bespreking van het derde schandaal, betreffende oorlogscorruptie, wordt een verband gelegd met het ideaal van bureaucratische deskundigheid (1900-1918). In deze periode groeide het ambtenarencorps ongelimiteerd. Het hoofdstuk bevat dan ook een uitgebreide bespreking van het begrip bureaucratie, dat opvallend genoeg toen nog niet de ons bekende negatieve bijklank had.
De zaak-Oss is het vierde corruptieschandaal. Daarin wordt de katholieke minister van Justitie C.M.J.F. Goseling uit het kabinet-Colijn IV ervan beschuldigd, de marechaussee in Oss te dwarsbomen bij onderzoek naar fraude en seksueel misbruik door katholieke bestuurders en geestelijken. De politieke partijen die protesteren, hebben het probleem dat ze de NSB als medestander mogen begroeten, en beschuldigen elkaar bovendien van antipapisme om elke verdenking daarvan voor de eigen partij af te wenden. Dit vierde en als laatste besproken politieke corruptieschandaal wordt in verband gebracht met het ideaal van de pluralistische rechtsstaat (1918-1940)
Het is beslist een goed doorwrocht boek geworden. De theorieën zijn verhelderend voor de materie. De indeling is overzichtelijk, waardoor het duidelijk is waar de schrijver naar toe wil. Maar de kronkelige gang van zaken bij de vier schandalen is niet altijd makkelijk te volgen, laat staan samen te vatten. Daarom zal ik me beperken tot die onderwerpen die in elk hoofdstuk worden behandeld zoals: een bespreking van het ideaal van goed bestuur van de betreffende periode, de (partij-)politieke spanningen van het moment, het corruptieschandaal zelf en de betekenis daarvan binnen die cultuur met dat dominante ideaal van goed bestuur. Voorts wordt bestudeerd hoe het parlement het recht verkrijgt te oordelen en wordt er een vergelijking gemaakt met politieke corruptieschandalen in de ons omringende landen. In de conclusie wordt tenslotte bekeken op wat voor manier het schandaal wordt beëindigd en wat deze uitkomst zegt over corruptie en goed bestuur in Nederland.
Zoals vermeld, worden begrippen uitgebreid besproken en op een weegschaaltje gewogen, maar ze blijken soms toch moeilijk te hanteren. Zo is ‘pluralisme‘ in het Interbellum een probleemgeval. Bedoelt Kroeze de verzuiling, een woord dat hij vreemd genoeg nauwelijks gebruikt, of gaat het over de enorme politieke verdeeldheid, zoals duidelijk naar voren komt bij de verkiezingen van 1933, waaraan 54! partijen deelnemen. Uiteindelijk blijkt hij beide te bedoelen. Een ander begrip dat gedefinieerd en besproken wordt (p.11), maar ook zonder uitleg wel duidelijk lijkt te zijn, blijkt in de omgang toch ook weerbarstiger: ‘politieke moraliteit’.
Een van de conclusies van het boek luidt dat in Nederland in tegenstelling tot het buitenland, politieke corruptieschandalen vrijwel nooit voor de rechter zijn gebracht en er ook geen wetgeving voor is gemaakt. De zaken werden vooral door het parlement, de pers en de publieke opinie afgedaan met een morele veroordeling, een abdicatie, een enquêtecommissie die zich uitspreekt, enzovoort, zie ook de titel van het boek Een kwestie van politieke moraliteit. Dit is eigenlijk het meest merkwaardige aan het hele verhaal. In de conclusie overdenkt Kroeze dan ook, onder andere naar aanleiding van de huidige corruptieschandalen in de financiële wereld in verband met de crisis, wat nu beter is, wetgeving of besef van politieke moraliteit. Natuurlijk is zijn oordeel daarover overwegend genuanceerd.
Als afsluiting rest nog te vermelden dat er notenlijsten zijn per hoofdstuk, verder lijsten van afbeeldingen, bronnen en literatuur plus nog een personenregister (en dat is geen luxe!). Een begrippenlijst had mij nog verder kunnen overtuigen.
 
Drs. Martha Catania-Peters
Czaar Peterstraat 7a, 1018 NW Amsterdam
 
Trefwoorden: Nederland, Nederlands Indië, Nieuwe tijd, Politieke geschiedenis, Parlementaire geschiedenis, Corruptie, Eerste Wereldoorlog, Interbellum, Thorbecke