Geschiedenis van antiquariaat en bibliofilie in België 1830-2012
-
Piet J.Buijnsters
432 pp, € 34,95
isbn/issn: 978-94-6004-123-5
geïllustreerd

Geschiedenis van antiquariaat en bibliofilie in België 1830-2012

(recensie: Drs.Paul Hendriks)

Piet J.Buijnsters, Geschiedenis van antiquariaat en bibliofilie in België 1830-2012 (Uitgeverij Vantilt, Nijmegen, maart 2013), 432 pagina’s, geïllustreerd, ISBN 978-94-6004-123-5, € 34,95.

 Piet Buijnsters (1933) is emeritus hoogleraar achttiende-eeuwse  Letterkunde in Nijmegen en heeft gaandeweg van zijn liefhebberij zijn werk gemaakt. Zijn afscheidsrede in 1995 [i] ging over het verzamelen van kinderboeken. Als academicus is hij thuis in het werk van Rhijnvis Feith en Aagje Deken maar als liefhebber publiceerde hij in 2007 een boek over de geschiedenis van het Nederlandse antiquariaat, een onderwerp waar hij in 1997 al over geschreven had.[ii] In 2010 stelde hij de verzamelaars centraal in een boek over bibliofilie. Hij beschreef hierin hun passies en teleurstellingen, de opkomst en het verdwijnen van populaire verzameltrends en tenslotte de confrontatie met internet, die ook in de verzamelaarwereld tot een koerswijziging dwong. Geschiedenis van antiquariaat en bibliofilie in België 1830-2012

 

Nu heeft de emeritus hoogleraar zijn aandachtsveld verlegd naar de zuiderburen. Getuige de flaptekst zou Buijnsters hier pionierswerk verricht hebben. Omdat ik zijn boek over bibliofilie in Nederland besproken had, was ik erg benieuwd naar de inhoud van dit werk. Ik was vooral benieuwd of de werken naast elkaar te leggen zouden zijn vanwege een vergelijkbare opzet. Al snel werd echter duidelijk dat de boeken er op het oog weliswaar hetzelfde uitzien (en er is bovendien de suggestie van een drieluik ), maar van een vergelijkbare opzet is geen sprake.

 

Twee jaar terug was ik zo enthousiast over zijn werk met betrekking tot Nederlandse verzamelaars, dat een aantal zaken mij toen niet vreemd voor kwam. Zo staat er weliswaar in de ondertitel dat boek- en prentverzamelaars behandeld worden, maar die ondertitel staat niet op de omslag. De foto van een statige boekenkast suggereert bovendien dat het om boekverzamelaars sec zal gaan. Een detail wellicht, maar mij dunkt dat er voldoende te zeggen zou zijn over particuliere boekverzamelingen tussen 1750 en 2010, zodat het niet nodig is om daar de verzamelingen van oude kaarten, prenten en grafiek bij te betrekken. Ik was toen al wel verrast dat Marietje Van Winter, die immers internationaal vermaard is vanwege haar kennis van het middeleeuws koken, haar plaats in dit werk niet te danken had aan een verzameling van kookboeken en recepten, maar aan haar verzameling moderne grafiek. Iemand die zich aanzienlijk drukker maakt over dit soort zaken is de Belgische blogger, recensent, IT-specialist van de Gentse openbare bibliotheek en uitgever Johan Velter.

 

In zijn besprekingen van Buijnsters boeken is hij bijzonder kritisch over door hem geconstateerde fouten en begrijpt hij de keuzes die Buijnsters maakt bij de samenstelling van zijn werk niet altijd. Waarom wel deze verzamelaar en waarom niet die? Waarom over prenten en kaarten schrijven in een boek over boekverzamelaars? Waarom wel uitleg over het een maar niet over het ander, bijvoorbeeld: “Buijnsters bespreekt bijvoorbeeld de typische pagina van een Elzevierboek maar toont er geen illustratie van.” [iii]

 

Ik had nog niet eerder van Johan Velter gehoord, maar doordat ik bij mijn zoektocht naar wat anderen over het werk van Piet Buijnsters te melden hadden, stuitte op diverse besprekingen van zijn hand, ben ik deze gaan lezen en kwam er daardoor achter dat Johan Velter aanzienlijk kritischer was over het werk van Buijnsters dan anderen. Zijn manier van schrijven is bot, bij tijden sarcastisch, en zijn kritiek komt soms rancuneus en tendentieus over. Ik had inmiddels mijn eigen kritiek en heb getracht na te gaan of de kritiek van Velter op het werk van Piet Buijnsters terecht is. Mijn voorlopige conclusie luidt, dat Velter weliswaar rancuneus, subjectief en bot klinkt in zijn blogs, maar dat betekent niet dat veel van zijn opmerkingen niet serieus genomen zouden moeten worden.

 

Aantoonbare fouten natuurlijk vanzelfsprekend, maar ook zijn kritiek ten aanzien van de opzet en uitwerking van de boeken verdient aandacht, al was het maar om lezers en andere recensenten met andere ogen naar het werk te laten kijken. Voor mij heeft het die functie in ieder geval gehad.

 

Allereerst wat ik zelf aan te merken heb. Wanneer ik de drie boeken op een rijtje zet, valt een aantal zaken op. Allereerst laat Buijnsters de boeken die hij schrijft, doorlopen tot vlak voor het jaar van uitgave. Dat betekent dus dat het boek over antiquaren in Nederland (2007) de periode 1750 – 2006 beslaat en die over de Nederlandse verzamelaars (2011) de periode 1750 – 2010. Zijn nieuwste werk verscheen in 2013 en betreft geschiedenis van antiquariaat en bibliofilie in België (1830-2012). Vervolgens blijkt dat de schrijver ervoor heeft gekozen om de beide onderwerpen die voor Nederland een aparte studie verdienden, voor België in één boek samen te brengen. Alleen al dit feit maakt het lastig om te vergelijken. Daarnaast beperkt Buijnsters zich in de Belgische situatie wel tot boeken en laat andere verzamelobjecten buiten beschouwing. Dat betekent dat we in dit boek te maken hebben met antiquariaten en boekverzamelaars als onderwerpen en, omdat het België betreft, met tweetaligheid. Het zwaartepunt ligt weliswaar bij Nederlandstalig werk in Vlaanderen, maar ook Franse bibliofiele werken en Waalse antiquairs komen – hoewel mondjesmaat - aan bod.

 

Wanneer we nu het werk zelf wat nader beschouwen, valt op dat de eerste twee hoofdstukken betrekking hebben op de periode 1775 – 1850. Dat is vreemd, voor een boek dat aangeeft het jaar 1830 als beginjaar te hanteren. Toegegeven, het kan nodig zijn om een voorgeschiedenis als aanloop op te nemen, maar waarom dan kiezen voor 1775 en niet, al was het maar omdat beide boeken over de Noordelijke situatie dat jaar als waterscheiding hanteren, 1750? Het derde hoofdstuk handelt over bibliofiele genootschappen. Een leuk onderwerp en eentje dat niet als zodanig in de Nederlandse tegenhanger is terug te vinden. De rest van het boek voert ons in een zevental hoofdstukken kris kras door België en daarbij lopen chronologie en handelaren en verzamelaars door elkaar heen. De uitgever claimt dat de Geschiedenis van antiquariaat en bibliofilie in België (1830-2012) het eerste overzichtswerk is op dit gebied. Of dat zo is, heb ik niet kunnen beoordelen.

 

Daarnaast wijst de uitgever de lezer op een nieuw element: talrijke interviews met antiquaren en bibliofielen bieden ons een inkijkje in deze verder zo gesloten wereld. In het boek over Nederlandse verzamelaars werden we er echter al op gewezen dat dezen een schuw volkje vormen en nauwelijks naar buiten treden. De interviews en biografische gegevens vormden juist ook in dat boek iets bijzonders en charmants, omdat de verzamelaars vaak kleurrijke types zijn; Showroom, Man-bijt-hond of Jambers waardig.

 

Dan nu naar de eerder genoemde Johan Velter. Zijn besprekingen gaan tegen de trend in en dat valt sowieso op. Hij heeft op zijn weblog een bespreking in een vijftal delen geplaatst van Geschiedenis van antiquariaat en bibliofilie in België. Hij opent met : “En daar hebben we de derde koffieklets van Piet J. Buijnsters. Deze keer heeft hij zich op België gericht, ‘Geschiedenis van antiquariaat en bibliofilie in België, 1830-2012’ (Vantilt, 2013).” [iv] In het eerste deel van zijn vijfdelige bespreking noemt hij een verzoek van Buijnsters, per mail, om een hoofdstuk te lezen, corrigeren, aan te vullen en te verbeteren. Het betreft hier hoofdstuk 10 uit het boek dat handelt over bibliofiel drukwerk in België en de rol van privépersen. Het was niet geheel toevallig dat Buijnsters  Velters’ hulp inriep bij dit specifieke hoofdstuk. Velter staat in het register en wordt vermeld in datzelfde hoofdstuk over bibliofiel drukwerk als een van de stimulerende figuren en als organisator van DRUKsel, een jaarlijks in april in Gent gehouden manifestatie (p.267). Velter (1956) is dichter, literair criticus, medewerker van de openbare bibliotheek van Gent en zeer actief blogger. Naar eigen zeggen was er geen beginnen aan en heeft hij voor de eer bedankt, waardoor iemand anders dit hoofdstuk herzien heeft.

 

Wat houdt de kritiek in? Enkele voorbeelden:

“Buijnsters is malicieus. Hij beschuldigt op verschillende plaatsen in zijn boek (p. 31, 36, 42, 66 bijvoorbeeld) boekenverzamelaars dieven te zijn. Hij maakt zijn beschuldigingen niet waar, het blijven insinuaties zonder bewijzen. Hij verwijst op die momenten ook niet naar een bron: het is Buijnsters zelf die dit schrijft. Hij heeft de moraal van de roddelpers.” [v]

 

Ik ben op genoemde bladzijden gaan kijken. Ze komen alle uit de eerste twee hoofdstukken. Ik heb eveneens geen bronvermeldingen gezien,  maar moet ook zeggen dat wat op deze bladzijden te lezen staat op mij niet overkomt als malicieuze roddel of beschuldigingen van diefstal. Laten we wel wezen, in de periode die hier behandeld wordt (1775 -1850), vinden we revoluties, de Napoleontische tijd, de tijd van het Koninkrijk der Nederlanden en de afscheiding. Een roerige tijd waarin menige bibliotheek geplunderd is en waarin liefhebbers en verzamelaars hun kans grepen en soms door hun acties boeken van de ondergang en vergetelheid hebben gered.

 

Nog een citaat van Velter: “Over Hubert Thijs schrijft Buijnsters: ‘Maar de belangstelling voor bedrukt papier zat er van jongs af in: hij verzamelde al voor hij kon lezen’ (p.207). Op p. 213 staat dat X zijn winkel sloot. Fout, de man is gestorven. Buijnsters is te lui om zijn eigen data te verifiëren. ” [vi] Ik laat dit even voor zich spreken. In deel 4 van zijn kritiek wijst Velter erop dat er feitelijke onjuistheden staan met betrekking tot enige genoemde antiquariaten en dat de keuze van de behandelde antiquariaten niet de zijne is. Er ontbreken er vele die volgens Velter wel behandeld hadden moeten worden en een winkel als De Slegte staat er dan weer wel in… In deel 4 ook: “De index is onvolledig en bevat enkel persoonsnamen, uiteraard gerangschikt op de domste manier die mogelijk is. Er staan ook fouten in de namen zelf. ‘Hemminck, Gert-Jan’ mag misschien bestaan, relevant voor dit onderwerp is ‘Hemmink, Gert-Jan’,  niet is het ‘Roobje, Pjero’ maar wel Roobjee, Pjeroo.” [vii]

 

Het vijfde en laatste deel van de bespreking handelt over het hoofdstuk waarvoor Velter benaderd was. Hierin zegt hij eigenlijk dat Buijnsters lui is en op een te beperkt aantal informanten leunt waarvan hij bovendien de informatie niet zelf checkt. Verder is Velter niet tevreden over hoe hij zelf in dit hoofdstuk is neergezet. [viii]

 

Naast mijn eigen kritiek en als tegenwicht voor de door mij ruim aangehaalde Johan Velter, die de schrijver ook nog van ijdelheid beticht en wijst op het feit dat Buijnsters vooral mensen uit zijn persoonlijk netwerk interviewt en in zijn boeken opneemt, wil ik graag een lans breken voor de auteur. De keuzes van onderwerpen en personen zijn altijd gekleurd. Ik betreur persoonlijk het ontbreken van Hubert Lampo in dit werk. Hubert was immers, behalve schrijver van magisch-realistische romans, ook een fervent bibliofiel en heeft zelf ook geschreven over bijzondere uitgaven die hij soms in zijn romans verwerkte. Zijn zoon Jan is historicus, schrijver, medewerker van het AMVC letterenhuis in Antwerpen en deelt veel van zijn vaders passies. Maar je kunt niet alles behandelen en niet iedereen noemen.

 

Ik wil graag wijzen op het feit dat de werken die Buijnsters in de afgelopen 10 jaar heeft samengesteld over antiquariaten en verzamelaars in Nederland en België eigenlijk unieke stukjes sociale geschiedenis vormen vanwege de bundeling van vele biografietjes, interviews en portretten. Een werkwijze die bovendien het onderwerp en de mensen die er deel van uitmaken tot leven brengt en daarmee de aantrekkelijkheid van de boeken voor een groter publiek vergroot. Er valt misschien wat af te dingen op de interviewtechniek van de schrijver en de meermalen eerder genoemde recensent Velter heeft het zelfs over koffieklets, maar wat dan nog? Deze boeken zijn geen proefschriften maar naslagwerken om in te bladeren. Ze mogen dan ook best op een koffietafel liggen. De uitgever claimt tot slot dat dit werk meer nog dan de vorige boeken van Piet J. Buijnsters pionierswerk mag worden genoemd. Volledigheid mag daarom niet worden verwacht.

 

Het lijkt bijna alsof de uitgever zich verontschuldigt en zich probeert in te dekken. Welnu, omdat mij geen andere, vergelijkbare, overzichtswerken in Nederland of België bekend zijn, voel ik me vrij om het werk van de auteur in het afgelopen decennium pionierswerk te noemen en volledigheid heb ik niet verwacht.

 

 

Drs. Paul Hendriks

meesterpaul@gmail.com

 

 

Trefwoorden: België, achttiende eeuw, negentiende eeuw, twintigste eeuw, Bibliofilie

 

 



[i] Geschiedenis van antiquariaat en bibliofilie in België 1830-2012Geschiedenis van antiquariaat en bibliofilie in België 1830-2012Geschiedenis van antiquariaat en bibliofilie in België 1830-2012Geschiedenis van antiquariaat en bibliofilie in België 1830-201204-02-2014: wikipedia: Bibliofilie in de kinderkamer. Over het verzamelen en bestuderen van oude kinderboeken. Nijmegen, 1995 (Afscheidsrede Katholieke Universiteit Nijmegen).

[ii] 04-02-2014: wikipedia: Het Nederlandse antiquariaat tijdens de Tweede Wereldoorlog. Amsterdam, 1997.