Sicilië in de Oudheid
De Griekse periode
Henk Singor
144 pp, € 15,-
isbn/issn: 978-90-8704-386-5
Zenobiareeks deel 2, geïllustreerd

Sicilië in de Oudheid

(recensie: Martha Catania-Peters)

 

Henk Singor, Sicilië in de Oudheid. De Griekse periode (Zenobiareeks 2), Hilversum: Uitgeverij Verloren, 2013, 144 blz., ISBN: 978-90-8704-386-5, € 15,-
Dit is een boek dat maar eens geschreven moest worden, want er bestond (voor zover ik weet) nog geen aparte Nederlandse geschiedschrijving van de antiek-Griekse periode en kolonisatie van het eiland Sicilië in de Middellandse zee. De auteur, Henk Singor, die onlangs afscheid nam van zijn docentschap Oude Geschiedenis aan de Universiteit van Leiden, heeft nu deze omvangrijke periode in een zeer compact boekje het licht doen zien. Het doet me denken aan het boek dat we ter introductie van de Oudheid als eerstejaars Geschiedenis in Utrecht ter bestudering kregen aangeboden: het was dun en oogde heel onschuldig, maar elke regel was goed voor drie tentamenvragen. Het boekje van Singor begint bij de eerste Myceense contacten op Sicilië in het tweede millennium voor Christus en eindigt met de komst van de Arabieren in de negende eeuw van onze jaartelling, aangestipt in het eerste hoofdstuk en de epiloog. De kern van het betoog gaat vooral over de politieke geschiedenis vanaf de Griekse kolonisatie in de achtste eeuw voor Christus tot aan de transformatie tot Romeinse provincie. Daar eindigt volgens de schrijver de politieke geschiedenis van Sicilië, omdat die geschiedenis zich vanaf dat moment buiten het eiland af zou gaan spelen.
De eerste vestigingen van Griekse kolonies op Sicilië verliepen eigenlijk razend snel. Zo werden in ± 25 jaar (750-725 voor Christus) de poleis (stadstaten, enkelvoud: polis) Naxos, Leontinoi, Katane, Zankle, Syracuse en Megara Hyblaia op de oostkust gesticht. De belangrijkste oorzaak van de kolonisaties was behoefte aan landbouwgrond of anders gezegd: overbevolking van het Griekse moederland. De moederstad waaruit de stichter afkomstig was (maar niet noodzakelijkerwijs zijn metgezellen), en waaruit hij de nomina (gewoonten, instituties en goden) meenam, was niet zonder betekenis en maakte uit bij wie de nieuwe polis hulp kon vragen en of de stichting een Ionisch-Chalkidische of een Dorische polis zou zijn. De nieuwe poleis op Sicilië stichtten op hun beurt ook weer steden en fungeerden dan zelf als moederstad.
Sicilië was ten tijde van de kolonisatie niet onbevolkt. Behalve Fenicische nederzettingen in het westen vanaf de achtste eeuw voor Christus, waren er de inheemse Sikeloi, Sikanoi en Elymiërs. Wegens tactische en technische voorsprong en onderlinge bereikbaarheid over land hadden de Griekse kolonisten weinig van hen te vrezen, in tegenstelling tot de Grieken op het Italiaanse vasteland, waar ook weer andere volkeren werden aangetroffen. Op Sicilië was dus al gauw sprake van een voortschrijdend acculturatieproces en de nederzettingen van de oorspronkelijke bewoners veranderden op den duur in (zelf-)gehelleniseerde poleis. Grieks was vanaf de vijfde eeuw voor Christus bijna overal de spreektaal van de elite en ook een Elymische stad als Segesta bouwde haar Griekse tempel, hoewel nooit voltooid, en een theater, als teken van stedelijk trots en prestige.
De politieke geschiedenis laat zich het beste samenvatten als een contante afwisseling van tirannieën en democratie, waarbij in vergelijking met de Griekse moeder-poleis, de vermaarde Griekse uitvinding van de democratie het vaak moest afleggen tegen de tirannie. Als er één goede reden is waarom de Griekse poleis op Sicilië er minder goed vanaf komen in de geschiedschrijving dan hun Griekse moedersteden, is dat volgens mij om die reden.
Een tweede belangrijke factor in de politieke geschiedenis van Grieks Sicilië is de vrijwel constante dominantie van Syracuse. Akragas en Selinous zijn de nummer twee en drie, maar Syracuse is onder de tiran Dionysios I zelfs groter dan Athene. Singor zegt dan ook dat de geschiedenis in de vijfde, vierde en derde eeuw eigenlijk samenvalt met die van deze grote, vaak op politiek gebied nogal roerige polis.
Vooral dankzij Syracuse en haar tirannen was er een derde constante in de politieke geschiedenis van het eiland, namelijk oorlog, waarbij de Griekse afspraken over onderlinge oorlogvoering vaak op brute wijze werden overtreden. De poleis bevochten elkaar, Athene, Carthago, Rhegion op het vaste land van Zuid-Italië, enzovoort. En dat men van de oorspronkelijke bewoners niets te vrezen had, is niet helemaal juist. De voortdurende spanningen tussen het Elymische Segesta en het Griekse Selinous gaven aanleiding tot grote calamiteiten: een enorme Atheense zee-expeditie werd op de noodkreet van Segesta naar Syracuse gestuurd, waar deze overigens jammerlijk werd verslagen. Later was de animositeit weer aanleiding voor een Carthaags offensief. Alleen de zesde eeuw voor Christus was voor de Griekse poleis op Sicilië een periode van ongekende voorspoed.
Met de komst van Timoleon uit Korinthe in 344 voor Christus worden de democratieën in vele poleis op Sicilië hersteld en kan een periode van vrede aanbreken, maar juist dan expandeert Macedonië met Philippos en belangrijker nog, zijn zoon Alexander de Grote. Een totaal ander politiek systeem verspreidt zich over de Griekse gebieden. De polis heeft afgedaan en een basileus (koning) regeert over steeds grotere territoria. En dan is er de opkomst van Rome. In de drie Punische oorlogen rekenen de Romeinen langzaam af met de macht en invloed van Carthago, onder andere in het westelijke deel van Sicilië. Het eiland verandert eind derde eeuw voor Christus in de eerste provincie van Rome, een constructie die inhoudt dat de bewoners geen Romeins staatsburgerschap krijgen. En de steden hebben geen legers, er zijn geen oorlogen meer. Sicilië heeft, op twee slavenopstanden na, eindelijk rust, twee eeuwen voor de pax Romana.
            Tot zover de politieke geschiedenis. (Geschied-)schrijvers, filosofen en andere wetenschappers die Grieks Sicilië voortbracht, komen ook ter sprake. De poleis waren ontwikkeld op deze gebieden, maar uit de emigratie van de meest getalenteerden blijkt dat er te veel onrust was om hen echt te laten gedijen. Toch functioneerde Grieks Sicilië als doorgeefluik van de Griekse cultuur en wetenschap naar Rome en de Romeinen. Buitengewoon jammer is het dat van de drie geschiedschrijvers uit de Griekse poleis op Sicilië de werken verloren zijn gegaan. Delen ervan zijn nog bij DiodorusSiculus (1e eeuw voor Christus) terecht gekomen, zodat we het verhaal kunnen navertellen, maar
er zijn dus grote leemten.
Opvallend is dat Singor niet heeft geannoteerd. Misschien is het de haast geweest om het boek ter gelegenheid van een Symposium over Sicilië op 26 oktober 2013 nog af te krijgen. De schrijver heeft zich gebaseerd op zeventien meest Engelstalige boeken en artikelen, en drie museumcatalogi (p. 144). Soms zou je echter toch willen weten wat precies de bron is. Zo vraag ik me af of er bij een Romeinse reddingsactie daadwerkelijk 280 schepen en 100.000 man door een storm naar de zeebodem verdwenen, ‘de grootste catastrofe ter zee uit de geschiedenis van de Oudheid’ (p. 126), terwijl de Romeinen maar met 15.000 man op de Afrikaanse kust waren geland, waarvan er slechts 2000 aan de latere omsingeling van de Carthagers wisten te ontkomen. Kwam de reddende vloot dan nog met 100.000 soldaten, en dat terwijl men bij de voorafgaande overwinning bij Gela toch enorme verliezen had geleden? Met de datering van “…de Minoïsche en Myceense handelaren die van de vijfde tot de derde eeuw Sicilië aandeden…” (p.11) wordt misschien de vijftiende tot de dertiende eeuw voor Christus bedoeld? Verder vroeg ik mij af of de zogenaamde Cyclopische muren van Eryx niet ouder zijn dan het veronderstelde begin van de ommuring kort na 580 voor Christus. Maar de bouw begon inderdaad in de zesde eeuw voor Christus, als reactie op Griekse aanvallen. En eigenlijk is dat ook wel vroeg genoeg!
Over het algemeen zijn politieke en culturele gebeurtenissen en achtergrondinformatie uitstekend en zeer leesbaar opgeschreven. Opzienbarend waren voor mij de verdiepingenhoge houten gevechtstorens waarmee Syracuse niet alleen de muren van het Fenicische Motya belegerde, maar ook de etagewoningen binnen de stad probeerde te enteren. Nooit zal ik meer op de zelfde manier naar het dromerige eilandje in de lagune bij de zoutpannen van Marsala kijken. Wat misschien meer aandacht had kunnen krijgen, is het begrip `acculturatie’, dat eenmaal gevallen, niet meer wordt genoemd, hoewel het verschijnsel bijna van elke bladzijde afspringt. Van een ander verschijnsel, het verschil tussen de Dorische en Ionisch-Chalkidische poleis, had misschien meer achtergrond van de moedersteden kunnen worden gegeven.
Rest mij dit boek van harte aan te bevelen aan iedereen die in Sicilië, de antieke Griekse beschaving of meer in het algemeen in de oudheid is geïnteresseerd.
Namen in het boek en in navolging ook in deze recensie zijn in het Grieks weergegeven zoals Akragas (Agrigento), Selinous (Selinunte), Katane (Catania), tenzij hun gelatiniseerde vorm overbekend is geworden zoals Plato, Archimedes, Athene.
 
Drs. Martha Catania-Peters
Czaar Peterstraat 7a
1018 NW Amsterdam
Trefwoorden: Oudheid, Grieken, Feniciërs, Sicilië, Rome, Syracuse, Athene, Carthago, poleis, democratie, tirannie, politieke geschiedenis