Weldenkende burgers en Oranjeliefhebbers
(recensie: Eveline van der Hulst)
E.H. de Jong, Weldenkende burgers en Oranjeliefhebbers. Patriotten en Prinsgezinden in Leiden, 1775-1795. Hilversum, Verloren, 2014. 160 blz. Zwart/wit geïllustreerd. Met een Engelse samenvatting. ISBN 978-90-8704-446-6., € 35,-
De keuze voor Leiden ligt volgens De Jong voor de hand. Er is namelijk nog geen goed overzichtswerk beschikbaar over deze strijd en periode in Leiden. Wel is er bijvoorbeeld het werk van P.J. Blok uit het begin van de twintigste eeuw en een publicatie van R.C.J. van Maanen, getiteld ‘Leidse Patriotten 1787-1795’ in het tijdschrift Holland 19(1987). De laatste is echter, zoals de titel al doet vermoeden, alleen op de Patriotten gericht. Verder ziet De Jong een belangrijke context in Leiden, zoals de economische verslechtering in de achttiende eeuw die samenhing met de achteruitgang van de textielnijverheid in de stad, en de belangrijke rol van de Universiteit waar vele, later belangrijke, hoofdpersonen studeerden. De drukkers en uitgeverijen rond de universiteit verspreidden de ideeën van beide partijen.
In het proefschrift van E.H.de Jong (1946), universitair docent Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Leiden, staat de strijd tussen de Patriotten en Prinsgezinden in Leiden centraal. In het tijdsbestek van 1775 tot in de jaren 1790 komen in het boek verschillende aspecten van de stad Leiden aan bod, zowel op economisch, geografisch en politiek gebied als met betrekking tot de internationale verhoudingen. Er is daarnaast veel aandacht voor groepen: katholieken en protestanten, studenten, de schutterij en maatschappelijke genootschappen, zoals leeskringen.
De onderzoeksvraag die De Jong hanteert, is echter niet de meest eenvoudige. Leidde de strijd tussen de Patriotten en Prinsgezinden namelijk tot democratisering van de stedelijke samenleving of wees deze strijd op een traditie van stedelijke oproeren? (p.20). De Jong doet een dappere poging om een beginpunt te vinden van een democratiseringsproces. Zijn bronnen zijn zeer divers, maar bestaan voor een belangrijk deel uit ondertekende en ingediende verzoekschriften en ledenlijsten van bijbehorende organisaties.
In vijftien hoofdstukken is aandacht voor de verschillende fasen en elementen van de strijd tot aan de restauratie van het Ancien Regime in 1795. De Jong wijdt daarbij eerst een hoofdstuk aan definities en termen. Zo geeft hij de lezer een inkijkje in de strijd die gevoerd werd om de term ‘Patriot’, bij de weinig homogeen georganiseerde Patriotten en Prinsgezinden, en legt hij uit dat ook het begrip ‘democratie’ niet de betekenis had die wij er nu aan verbinden (pp. 26-46).
Door het werk heen hanteert De Jong als uitgangspunt de theorie van de collectieve actie van de Amerikaanse socioloog Charles Tilly (1929-2008). Deze theorie richt zich kort gezegd op groepen van mensen die op verschillende manieren in actie komen. De theorie is, volgens De Jong, goed toepasbaar op Leiden in deze periode, omdat Leiden voldeed aan een aantal voorwaarden en elementen die onderdeel zijn van de theorie. Zo was er in de strijd tussen Patriotten en Prinsgezinden sprake van interactie tussen groepen en was er een politiek model met een stadsbestuur (pp.52-59). De Jong neemt de lezer wat werk uit handen door zelf al kritiek te uiten op deze theorie. Zo is er daarin bijvoorbeeld geen ruimte voor individuele belangen van actoren (p.60-62). Ook is Tilly’s theorie met name toepasbaar waar het gaat om economische, materialistische belangen. Dat voelt wat tegenstrijdig met de politieke invalshoek van het boek. De tegenvallende oplossing van Tilly is het scharen van politieke en religieuze aspecten onder de categorieën ‘programma’ en ‘repertoire’ (p.107). De Jong acht dit blijkbaar voldoende.
Er komen in het boek veel verschillende aspecten aan bod. Het werk bevat met name beschrijvingen van de acties van Patriottistische en Prinsgezinde groeperingen. De Patriotten voerden veel van hun acties met behulp van het tekenen en indienen van verzoekschriften. Ook lezen we dat zij, meer dan de Prinsgezinden, gericht waren op het oprichten, inzetten en mobiliseren van burgers en groepen. De Prinsgezinden vielen vaker terug op oproeren en demonstraties, al waren zij uiteindelijk ook genoodzaakt om andere, volgens De Jong meer democratische, middelen in te zetten. Tussendoor is er veel ruimte voor een beschrijving van bijvoorbeeld de politieke structuur van het Leidse stadsbestuur en de rol die Leidse studenten terecht of ten onrechte in de strijd tussen Patriotten en Prinsgezinden speelden (p.191-193). Ook is er een interessante reflectie op de mate van politieke invloed en beschikbare actiemiddelen bij verschillende lagen van de bevolking.
Het boek is grotendeels een invuloefening met de theorie van Tilly als sjabloon. Zo veel mogelijk plaatst De Jong zijn informatie in het sjabloon, maar zijn besef van en worsteling met de gebreken van de theorie van Tilly, namelijk het niet goed kunnen inpassen van andere belangrijke aspecten, is goed merkbaar. Deze theorie maakt het voor de lezer wel prettig om een zeker overzicht te krijgen van de gebeurtenissen in deze periode, maar het zorgt er tegelijkertijd voor dat het werk vooral een vrij droge beschrijving is geworden van de gebeurtenissen. Het doet weinig recht aan de beleving van de strijd. Met behulp van Tilly kon De Jong zijn doel te bereiken: het ontdekken van nog niet bekende aspecten in het conflict. Het heeft het formuleren van een conclusie echter niet eenvoudiger gemaakt, zodat het antwoord op de onderzoeksvraag in feite niet gegeven wordt (p.343). Daar staat wel tegenover dat de aandacht voor de verbinding met de onafhankelijkheidsstrijd van de Verenigde Staten een interessante, extra dimensie geeft aan de strijd tussen de Patriotten en Prinsgezinden.
Eveline van der Hulst MA
Trefwoorden: Nederland, Leiden, 18e eeuw, Politieke geschiedenis, Sociologie