Gouden jaren
(recensie: Eveline van der Hulst)
Annegreet van Bergen, Gouden jaren. Hoe ons dagelijks leven in een halve eeuw onvoorstelbaar is veranderd (6e druk, Amsterdam, Atlas Contact 2014), 350 blz. Zwart-wit geïllustreerd. ISBN 978-90-4502-354-0, €19,99.
“Die [vuile zakdoeken] mochten niet in de gewone wasmand, maar moesten in een aparte rieten mand met deksel. Mijn moeder waste ze in een grote emaillen ketel op een eenpits butagasbrander die boven in de badkamer stond. Het mengsel van water, sop en snot moest goed doorkoken, want alleen bij honderd graden konden de bacillen om zeep worden geholpen.” (p.242).
Aldus een persoonlijke en weinig smakelijke anekdote van Hans (geb.1955) inGouden jaren. Hoe ons dagelijks leven in een halve eeuw onvoorstelbaar is veranderd. Was vroeger alles beter? De titel en uitdrukking Gouden jaren lijkt dat te impliceren. Het blijkt aan de lezer zelf om dit te bepalen. In het boek neemt Annegreet van Bergen (geb. 1954), econoom en journalist, de lezer mee door de praktijk van het dagelijkse leven van de naoorlogse jaren tot aan de dag van vandaag en vertelt ze dat veel van wat we nu vanzelfsprekend vinden, dit zestig jaar geleden helemaal niet was. Ze draagt het boek op aan haar grootmoeder die in 1959 overleed en vergelijkt het heden met het leven in die tijd. Het boek is mede tot stand gekomen dankzij het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten. Het is een mix van (secundaire) literatuur, informatie uit eigen artikelen die de auteur onder andere schreef voor de Volkskrant en Elsevier, statistische gegevens afkomstig uit ondermeer de digitale database Statline van het Centraal Bureau voor de Statistiek en veel (persoonlijke) herinneringen en anekdotes.
Het boek bestaat grofweg uit twee delen: het grootste deel verhaalt hoe geld in de afgelopen vijftig of zestig jaar door de ‘gewone burger’ werd uitgegeven. Vervolgd wordt met een beschrijving van hoe dit geld werd verdiend. In totaal bestaat het boek uit zeven categorieën, zoals ‘opleiding en opvoeding’, ‘communicatie en informatie’ en ‘werk en vrije tijd’, die weer zijn opgedeeld in totaal 25 subcategorieën. Als lezer krijg je dan ook veel te verstouwen.
Veel van de beschreven verschijnselen uit de naoorlogse jaren, zoals de woningnood en de opbouw van de verzorgingsstaat, zijn wel bekend. Het zijn juist de wat minder bekende details en persoonlijke anekdotes uit het dagelijks leven die het boek zo prettig leesbaar maken. Neem het voorbeeld van de intrede van het papieren zakdoekje:
“Pas toen we steeds rijker werden, raakten de huidige papieren zakdoekjes algemeen in zwang. Ze stammen weliswaar uit de jaren twintig van de vorige eeuw, maar toen kon de massa zich deze weelde nog niet voorstellen.” (p.242).
Het citaat over het papieren zakdoekje is tegelijkertijd illustratief voor wat het boek duidelijk maakt: datgene wat voorheen alleen toegankelijk was voor een beperkte groep elite, werd in de loop der tijd ook steeds beter bereikbaar voor de massa. De economische achtergrond van de schrijfster komt daarbij duidelijk naar voren. Het is een feit dat economische omstandigheden veel invloed hebben gehad op allerlei ontwikkelingen, maar het geeft soms wel een wat eenzijdig beeld. Wat is de invloed geweest van wetenschappelijk onderzoek door de tijd heen, bijvoorbeeld op de manier waarop we tegenwoordig denken over gezonde voeding? Daarnaast ontbreekt soms ook de nuance bij de auteur:
“Dat [de huidige toename van overgewicht] kan niets te maken hebben met brood of aardappelen bij de maaltijd. Wel met het graasgedrag van steeds meer Nederlanders: net als koeien en geiten eten ze de hele dag door.” (p.36).
De afbeeldingen in het boek wekken de nieuwsgierigheid. Zij zijn voornamelijk afkomstig van het Maria Austria Instituut, dat de archieven van bekende Amsterdamse fotografen beheert, maar de bijschriften informeren de lezer niet voldoende over de inhoud en betekenis van de voorstellingen. Het zou bovendien interessant geweest zijn om ook iets te lezen over de keuze voor juist dit Instituut voor het leveren van de illustraties.
Het boek bestaat voor een belangrijk deel uit persoonlijke herinneringen en herinneringen van anderen: kennissen van de auteur of van bekende schrijvers zoals Maarten ’t Hart. Meerdere generaties zullen zich in het boek herkennen. Zo zijn de vele mogelijkheden die de Mammoetwet geboden heeft ook voor ondergetekende, geboren in de jaren tachtig, merkbaar. Voor jongere generaties heeft het boek mogelijk een ontnuchterende werking. Tegelijkertijd wakkert het de dialoog met oudere generaties over het verleden aan. Dat het boek niet eindigt met een conclusie of samenvatting, is dan ook veelzeggend: het is geen wetenschappelijk relaas, maar een bundeling herinneringen, die enerzijds zorgt voor herkenning en beleving van het verleden, anderzijds een relativerende werking heeft; en tijdens het lezen eventjes een dankbaar gevoel geeft, in de huidige tijd te leven.
Eveline van der Hulst, MA
Trefwoorden: Nederland, 20e eeuw, Economische geschiedenis, Cultuurgeschiedenis.