Ora et Labora
Twaalf opstellen over christelijke spiritualiteit in de praktijk
Jaap van Amersfoort, Pieta van Beek en Gerrit Schutte (red.) (redactie)
213 pp, € 19,-
isbn/issn: 978-90-8704-429-9
Serta Historica IX, geïllustreerd

Ora et Labora

(recensie: Drs.Paul Hendriks)

 

Jaap van Amersfoort, Pieta van Beek en Gerrit Schutte (red.), Ora et Labora. Twaalf opstellen over christelijke spiritualiteit in de praktijk. (Hilversum, Verloren, 2014), 213 pagina’s, geïllustreerd, Serta Historica IX, ISBN 978-90-8704-429-9, € 19,-
 
Twaalf opstellen over twaalf zeer verschillende vrouwen en mannen uit de afgelopen zes eeuwen. Een drietal hiervan trok mijn speciale aandacht.
Allereerst het opstel van Rolf van der Woude over Willem Hovy. Deze naam was ik slechts een keer eerder tegengekomen en wel in de context van een artikel van Jaap Meijer over het antisemitisme van Abraham Kuyper. Dr. Jaap Meijer was de laatste joodse Nederlander die tijdens de bezetting mocht promoveren, nota bene bij de communistische hoogleraar Jan Romein, omdat zijn dissertatie ging over Isaac da Costa’s weg naar het christendom. Een proefschrift over een jood die overgaat tot het christendom was de nazi’s welkom. In het genoemde artikel haalde Meijer een brief aan die Abraham Kuyper van de Duitse hofprediker Adolf Stöcker had ontvangen, verwijzend naar een dag die Hovy, Kuyper en Stöcker samen doorgebracht hadden.
 Ik nam tot nu toe aan dat Hovy hetzelfde standpunt ten aanzien van Joden zou huldigen als Kuyper. Na lezing van de bijdrage van Van der Woude kan ik deze aanname nuanceren, ondanks dat er over de houding van Hovy ten aanzien van Joden niets expliciet gezegd wordt. Uit de bijdrage, getiteld ‘Aristocraat van nature, democraat door genade. De praktische spiritualiteit van Willem Hovy’(blz. 79 – 96), komt namelijk een beeld naar voren van een man die principieel was, met zijn hart op de goede plaats. Hij bleek een sociaal werkgever en hij steunde de oprichting van het christelijk werkliedenverbond. Hij was een trouwe vriend van Kuyper, die hij ook zeer bewonderde, maar niet kritiekloos of slaafs. Van der Woude heeft geen vlotte pen en zijn zinnen ontsporen nog weleens. Met name op de bladzijden 86 en 87 staan enkele voorbeelden van formuleringen die dermate lang zijn en zoveel informatie bevatten dat de lezer halverwege de draad kwijt is en de zin moet herlezen. Ondanks dat heb ik Hovy goed genoeg leren kennen om te kunnen beweren dat er van Abraham Kuyper weliswaar gesteld kan worden dat hij een antisemiet was, maar van Willem Hovy niet.
De volgende bijdrage waar ik iets over wil opmerken, is die van Jaap de Gier, ‘Hunkering naar gerechtigheid en volle menselijkheid. De spiritualiteit van Henriette Roland Holst-van der Schalk’ (blz. 131- 144).  De Gier is neerlandicus en heeft jarenlang een lerarenopleiding Nederlands gecoördineerd. Hij deelt het spirituele leven van Henriette Roland Holst in een viertal fasen in. Deze fasen worden aangeduid met verwijzingen naar haar politieke overtuiging en dan vooral hoe haar houding ten opzichte van het socialisme in de loop der tijd verschoof van idealistisch Marxistisch naar christen-socialistisch. Anders gezegd, van Herman Gorter en David Wijnkoop naar Willem Banning en Willem Drees. Om haar gevoelde spiritualiteit te illustreren, haalt De Gier gedichten aan. Het beeld van de bekende dichteres dat uit deze bijdrage naar voren komt, is er een van een intelligente vrouw uit welgestelde kringen. Niet heel religieus opgevoed. Op jonge leeftijd had zij besloten te gaan dichten en al vroeg was zij in de ban geraakt van geëngageerde dichters als Herman Gorter. Haar aangetrouwde neef Adriaan Roland Holst was in zijn bundels en verzen aanzienlijk spiritueler en mystieker dan zij. In haar gedrevenheid was zij grenzeloos en haar kinderloos gebleven huwelijk gaf haar zowel de emotionele lading als de tijd om zich volledig op het Marxisme, partijpolitiek en het welzijn der mensheid te richten. Ze bezat voldoende realiteitszin om te beseffen dat de parlementaire weg van Troelstra en de zijnen meer kans van slagen had dan de orthodoxe benadering van de communisten. De romantiek van Verelendung en revolutie verloor geleidelijk aan haar glans vanwege de Stalinistische terreur en de voortdurende ruzies en versplintering binnen de rode kerk. Een individueel gevoelde, mystieke, spiritualiteit met wortels in het socialisme, dat was waar haar weg haar op latere leeftijd bracht. De schrijver heeft dat goed beschreven.
Gjalt Zondergeld, ‘Gods nabijheid. De praktische mystica Corrie ten Boom’(blz. 178-192) is het derde en laatste opstel waar ik bij stil sta. Zelf woonachtig in Haarlem, ben ik bekend met het Corrie ten Boomhuis in de Barteljorisstraat en haar verzetswerk, waaronder hulp aan onderduikers. Dit gegeven speelt overigens een ondergeschikte rol in een bundel die immers gewijd is aan christelijke spiritualiteit. Zondergeld trekt ten aanzien van de spiritualiteit van Corrie ten Boom de conclusie dat zij niet van deze tijd was. Haar wijze van geloofsbeleving paste eerder bij middeleeuwse mystici dan bij iemand uit de twintigste eeuw. Corrie was een zeer gelovige vrouw met een grote drang tot evangeliseren. Het siert haar daarom des te meer dat zij de joodse onderduikers tijdens de oorlog niet alleen hielp maar hen bovendien niet trachtte te bekeren.
De overige opstellen behandelen andere individuen en zijn van de hand van andere auteurs. Het spreekt vanzelf dat een algeheel oordeel over een bundel met zulke uiteenlopende bijdragen, zowel naar onderwerp als naar niveau en stijl, lastig te geven is. De samenstellers van de bundel formuleerden in het Ten geleide de doelstelling aldus: “de schittering van de christelijke spiritualiteit, in haar veelvormigheid en ontwikkeling in de loop der eeuwen: kennismaking daarmee beoogt deze bundel.” Wanneer dat het doel was, dan is hun missie zeker geslaagd.
 
Drs. Paul Hendriks
meesterpaul@gmail.com
 
Trefwoorden: Nederland, Nieuwe tijd, 19e eeuw, 20e eeuw, Christelijke spiritualiteit