Onnoemelijke dingen
Over taboe en verbod in het fin de siècle
Anne van Buul, Ben de Pater, Tom Sintobin en Hans Vandevoorde (red.) (redactie)
219 pp, € 22
isbn/issn: 978-90-8704-474-9
Themanummer van Rythmus, Jaarboek voor de studie van het fin de siècle, 3; geïllustreerd

Onnoemelijke dingen

(recensie: Drs.Paul Hendriks)

 

Anne van Buul, Ben de Pater, Tom Sintobin en Hans Vandevoorde (red.), Onnoemelijke dingen. Over taboe en verbod in het fin de siècle (Hilversum, Verloren, 2014), Rythmus. Jaarboek voor de studie van het fin de siècle 3, Geïllustreerd, 219 pagina’s, ISBN 978-90-8704=474-9, € 22,-
 
In een tijd waarin men tot in de Verenigde Naties discussies over de huidskleur van Sint Nicolaas zijn metgezellen voert, homoseksuelen geboeid van hoge gebouwen smijt, cartoonisten executeert en een schrijfster een boek uitbrengt met zelf genomen foto’s van haar vagina, komt de redactie van Jaarboek voor de studie van het fin de siècle met een themanummer over taboe en verbod rond 1900. Ruim een eeuw na dato blijkt er veel veranderd. Sommige zaken zijn inmiddels niet meer taboe, terwijl andere onderwerpen nog steeds omzichtig behandeld worden. Exotische mensen, uit de toenmalige koloniën, werden op wereldtentoonstellingen gepresenteerd alsof het dieren of bijzondere planten waren. Dat is tegenwoordig ondenkbaar. Er waren interraciale relaties, maar dat was zelden officieel en eigenlijk alleen in de kolonie zelf. De nakomelingen van deze verbintenissen verkeerden bij de onafhankelijkheidsstrijd in een lastig parket. Waar hoorden ze bij? Geen echte Indonesiër maar ook geen Blanda. Uitgesloten in twee samenlevingen… Maar dat was iets waar de kolonialen rond 1900 zich nog niet mee bezig hielden. Taboes zijn van alle tijden, net als ge-, en verboden.  
In deze bundel wordt een aantal van de taboes en verboden uit het fin de siècle belicht. Er zijn bijdragen over (homo)seksualiteit, incest, gemengde rassen, pedofilie en zelfmoord. Een tweetal bijdragen is gewijd aan de opvattingen over misdaad en straf. Als laatste bijdrage in dit jaarboek wordt aan de lezer een kleine encyclopedie van taboes tijdens het fin de siècle gepresenteerd (pp. 187 – 210). Diverse auteurs werkten mee om lemma’s over onderwerpen als kannibalisme, onanie, ontlasting en vrij huwelijk te vullen. Het jaarboek heeft een Vlaams/Nederlandse redactie en de onderwerpen handelen grotendeels in of rond België en Nederland. Het is echter wel zo dat bepaalde taboes grensoverschrijdend waren. Dat gold onder andere voor homoseksualiteit.
Mary Kemperink (pp. 39 – 58) constateert dat het thema homoseksualiteit tegen de eeuwwisseling vaker terugkeert, met name in literatuur. Herenliefde is altijd wel beschreven, maar bleef lang in het verborgene, zoals in obscure pornografie. De onderzoekster vraagt zich af wat de reden is van het meer op de voorgrond treden van dit thema. Zij zoekt een mogelijke verklaring in het medisch discours over homoseksualiteit rond 1900. Mijns inziens een vergezocht verband. Zij analyseert werken van Louis Couperus en Jacob Israël de Haan en plaatst ze in het licht van voornoemd medisch discours. In diezelfde tijd wordt in Londen het geruchtmakende proces tegen de Britse dandy Oscar Wilde gevoerd. Wilde zou uiteindelijk veroordeeld worden vanwege zijn homoseksuele relaties met diverse jongeheren en kwam terecht in de gevangenis van Reading. Na zijn vrijlating verliet hij Engeland en leefde tot zijn dood in Frankrijk, alwaar hij ook begraven is.
Couperus is de Nederlandse pendant van Wilde en in zijn werk treffen we diverse taboedoorbrekende boeken aan. In De berg van licht kan onze eigen dandy ongestraft los gaan door met veel details en duidelijk genoegen de escapades in het decadente Rome van Keizer Antoninus, de naam die de jonge Bassianus aanneemt wanneer hij de troon bestijgt, te beschrijven. In deze roman treft de lezer een niet verhulde homoseksualiteit. De hoofdfiguur neemt Hierocles, een onbehouwen wagenmenner die alleen op zoek is naar macht, als gemaal, terwijl hij zichzelf tot bruid verklaart. Couperus suggereert echter dat keizer Antoninus een veelheid aan mannelijke minnaars heeft. Als bruid neemt hij ook een Vestaalse maagd, maar daar gebeurt seksueel niets mee. In De berg van licht wordt veel gesuggereerd, orgies beschreven, maar je ziet bovenal in de sensuele beschrijvingen een voorliefde voor mannen. In geen enkel ander boek van Couperus wordt ook zoveel aangeraakt. Continu worden lichamen betast, gestreeld en gekust, waardoor deze roman enorm zinnelijk wordt. Niet direct het meest voor de hand liggende boek voor een leesclubje van Haagse dames, of toch wel? Het verbodene brengt immers een grote aantrekkingskracht met zich mee. De taboe- doorbreker steekt zijn nek uit en het volk kan er stiekem de vruchten van plukken…
In de Volkskrant van 24 januari 2015 heeft Sylvia Witteman haar column gewijd aan Pijpelijntjes van Jacob Israël de Haan. Zij stipt aan dat de schrijver op geen enkele wijze een oordeel velt over homoseksualiteit. Dat laat hij aan de lezer over. De, deels autobiografische, roman gaat over twee studenten op kamers in de Amsterdamse Pijp, Sam en Joop, een homostel. Joop heeft vrede met zijn geaardheid en Sam worstelt. Sam verdwijnt soms en heeft ook vriendinnen. Witteman stelt dat de contemporaine lezer medelijden met Joop zal hebben gehad, omdat hij ongeneeslijk homo was. De lezer van 2015 zal wellicht meer meeleven met Sam, die vanwege zijn ontkenning en worsteling een GGZ-cliënt zal worden. De Pijp is in de loop van de afgelopen eeuw veranderd en onze opvattingen over bepaalde taboes eveneens.
Mary Kemperink heeft een groot deel van haar artikel gewijd aan de vraag wat homoseksualiteit is en hoe de definitie ervan sinds halverwege de negentiende eeuw in wetenschappelijke literatuur verschijnt, waarbij een tendens te bespeuren lijkt om homoseksualiteit minder veroordelend te benaderen. Hoe vergezocht ik persoonlijk deze invalshoek ook vind, Kemperink vindt voldoende bewijzen om te kunnen stellen dat, vanwege die wetenschappelijke discussie, ruimte ontstond voor zowel gevestigde schrijvers als Couperus als beginnende auteurs zoals Israël de Haan om herenliefde expliciet in een roman te verwerken. Couperus kon hier als beroemdheid en Dandy mee laten zien hoeveel durfde. Het had voor hem geen merkbare consequentie. De Haan echter, verloor zijn baan en tevens de vriendschap van Aletrino, de man die model stond voor Sam. De Haan werd zionist, vertrok naar Palestina en werd vermoord door een Arabier. Niet omdat hij Jood was en niet omdat hij een zionistische Jood was, maar omdat hij seksuele relaties met Arabische jongens had.
Homosexualiteit is uiteraard niet het enige behandelde taboe in deze bundel. Een andere licht ik er nog even uit. Klaas de Graaff behandelt een onopgeloste kindermoord (pp. 127 – 142). Het betreft hier een beroemd geval, waar ook twee boeken over zijn geschreven. De Graaff haalt beide publicaties aan op de eerste pagina van zijn artikel. Journalist Ed Schilders deed diepgravend bronnenonderzoek en publiceerde in 1988 zijn boek over de moord op Marietje Kessels. Het andere boek verscheen in 2013 van de hand van de hoogbejaarde nicht van het slachtoffer, Godelieve Kessels. Beide auteurs wijzen de pastoor aan als dader van de verkrachting van en moord op het 11-jarige meisje. Het hier behandelde taboe is de gedachte dat een priester pedo-seksueel zou kunnen zijn, laat staan een moordenaar. De naam van de beschuldigde was George van Zinnicq Bergmann, niet alleen een priester maar bovendien een uit een oud patriciërsgeslacht. Het onderzoek naar de moord leidde in de richting van schilders die aan het werk waren en naar de koster, die leek en laag in rang was. De pastoor en zijn kapelaans werden niet gehoord en de pastoor liet doorschemeren dat hij meer wist maar dat het heilige biechtgeheim hem weerhield van het onthullen van namen. De schuld van de schilders noch die van de koster kon bewezen worden. Omdat de clerus buiten schot bleef, is dit al meer dan honderd jaar een onopgeloste kindermoord.
Van Zinnicq Bergmann heeft het elfjarige slachtoffer met elf jaar overleefd; hij stierf in november 1911. Tot zijn dood bleef hij prominent, zowel binnen als buiten de kerk. De geschiedenis haalt hem nu echter in. Op een website die gewijd is aan de stamboom van zijn familie {http://henny-savenije.com/tng/getperson.php?personID=I477610&tree=savenije (16 februari 2015)} wordt hij aangewezen als de zeer vermoedelijke moordenaar van Marietje Kessels. Gelukkig voor de familie Van Zinnicq-Bergmann staan er ook personen in de stamboom aan wie met meer eer gedacht kan worden. Robbert van Zinnicq Bergmann was Engelandvaarder, gevechtspiloot en de opvolger van Erik Hazelhoff Roelfzema als adjudant van Koningin Wilhelmina.
Lezers die hopen op sensatie, kunnen beter iets anders gaan lezen. Dit jaarboek bevat gedegen doorwrochte artikelen met achter iedere bijdrage een bronnen-, en literatuurverantwoording. Alle bijdragen bevatten voetnoten. Zoals de redactie zelf aangeeft, wordt niet ieder taboe behandeld. De hier gepresenteerde onderwerpen geven echter wel een indruk, en de keuze om een kleine encyclopedie toe te voegen, is creatief en verrassend en bovendien een manier om nog wat extra taboes te behandelen. Ik vond het een prettig leesbare, interessante en leerzame bundel over een periode die al veel beschreven is, maar nog steeds inspireert tot nieuw onderzoek en publicaties.
 
Drs. Paul Hendriks
meesterpaul@gmail.com
 
Trefwoorden: Nederland, België, Nederlands Indië, 19e eeuw, 20e eeuw, Fin de siècle, Cultuurgeschiedenis, Taboe, Homoseksualiteit, Pedoseksualiteit.