Karel van Mander III (1609-1670)
(recensie: Eveline van der Hulst)
Juliette Roding, Karel van Mander III (1609-1670), hofschilder van Christiaan IV en Frederik III. Kunst, netwerken, verzameling (Hilversum, Verloren 2014), Zeven Provinciën Reeks 34, 96 blz., geïllustreerd in kleur en zwart-wit, ISBN 978-90-8704-427-5, € 14,-
Als onderdeel van de Zeven Provinciën Reeks, en daardoor gefinancierd door diverse fondsen, is dit boekje voor een belangrijk deel het resultaat van een werkcollege met studenten Kunstgeschiedenis in Leiden die het oeuvre van de veelzijdige schilder Karel van Mander III hebben onderzocht. Het dunne deeltje doet een poging om een monografie over de zeventiende-eeuwse schilder te bieden, omdat daar gebrek aan was (p. 9). Het boekje bestaat uit een inleiding, drie hoofdstukken en een epiloog. De hoofdstukken besteden aandacht aan zijn familie en zijn carrière en zijn daarmee chronologisch ingedeeld.
In de inleiding kondigt Roding, universitair docent kunstgeschiedenis in Leiden, aan dat in het boekje onder meer aandacht besteed zal worden aan het netwerk van Van Mander III. Dat blijkt de meest interessante insteek van het boekje. Van Mander werkte als hofschilder in Denemarken, werd daardoor binnen de Republiek minder gewaardeerd (p. 7), maar uit zijn contacten en de invloed daarvan in zijn werken blijkt dat hij de verbinding met de Republiek nooit verloor.
Na een korte beschrijving van de carrières van grootvader Karel van Mander (auteur van het Schilder-boeck (1604) en vader Karel van Mander II blijkt al snel dat het Van Mander III een stuk beter afging. Hij kwam op een gunstig moment naar Denemarken, namelijk toen er vraag was naar kunstenaars (p.19). Zijn moeder was echter de eerste die contacten had met het Deense hof; zij was als kruidenier leverancier van het koninklijk gezin (p. 17). Vanaf het moment dat Van Mander III in Denemarken aan de slag ging als schilder, wordt in het boekje beschreven welke projecten hij aannam en wie hij (daarbij) ontmoette, terwijl tegelijkertijd een inkijkje gegeven wordt in het Deense hof. De lezer krijgt zo het idee ‘mee te reizen’ met Van Mander door zijn carrière. Door het werk heen krijgen bepaalde schilderingen meer aandacht en analyseert en vergelijkt Roding de werken met die van anderen in die tijd. Interessant is bijvoorbeeld de vergelijking van de schilderijen van Van Mander en Rembrandt die beiden de Roof van Ganymedes als thema hebben. Volgens Roding moet Van Mander het schilderij van Rembrandt gezien hebben (p. 24). Een prent van Albert Haelwegh (1621-1673) uit 1645 is gemaakt naar het schilderij van Van Mander. Onder de schets staat ‘K.v.Mander pinxit’(p.24). Het is onbekend waar het schilderij van Van Mander is gebleven, maar het is verwerkt in het schilderij Galant gezelschap van Pieter de Hoogh (1629-1684), geschilderd omstreeks 1664. Van Mander blijkt de houding van de adelaar in het schilderij beter weergegeven te hebben dan Rembrandt (p.26).
Een van de redenen waarom Van Mander III in Nederland meer aandacht verdient, is zijn diversiteit. Naast zijn portretten van de leden van het Deense koninklijk huis, hield hij zich bijvoorbeeld ook bezig met anatomisch tekenen, nadat in 1644 in Kopenhagen een Domus Anatomica was gebouwd (pp. 64-69). Ook bezat Van Mander een grote bibliotheek en was hij een verzamelaar van allerlei naturalia, mede mogelijk gemaakt door zijn brede netwerk (pp. 56-57). De inhoud van zijn bibliotheek en de wijze waarop hij zijn verzameling bijeenbracht en uitwisselde, verdient meer onderzoek dan het in dit boekje krijgt.
In Karel van Mander III (1609-1670)hofschilder van Christiaan IV en Frederik III wordt Karel van Mander III terecht uit de vergetelheid gehaald. Het is zonde dat dit pas in de een-en-twintigste eeuw op samenhangende wijze gebeurt. De wijze waarop het netwerk van Van Mander zijn werk heeft beïnvloed, is een zeer relevante benadering en inspireert hopelijk verder onderzoek naar deze en andere, minder bekende schilders.
Eveline van der Hulst MA
evelinevdhulst@gmail.com
Trefwoorden: Denemarken, Nederland, Zeventiende eeuw, Kunstgeschiedenis, Biografie.