Een arbeidersbuurt onder de rook van `De Sphinx'
Een sociaalruimtelijke geschiedenis van het Boschstraatkwartier-Oost te Maastricht, 1829-1904
Thijs van Vugt
228 pp, € 25,-
isbn/issn: 978-90-8704-493-0
Maaslandse Monografieën 78, geïllustreerd

Een arbeidersbuurt onder de rook van `De Sphinx'

(recensie: Drs.Paul Hendriks)

 

Thijs van Vugt, Een arbeidersbuurt onder de rook van ‘De Sphinx’. Een sociaalruimtelijke geschiedenis van het Boschstraatkwartier-Oost te Maastricht, 1829-1904, Hilversum, Verloren, 2015 (Maaslandse monografieën, 78), met bijlagen, geïllustreerd, 228 pagina’s, ISBN 978-90-8704-493-0, € 25,=
 
In de Volkskrant van zaterdag 18 juli 2015 stond een klein bericht: “Sanitairfabrikant Sphinx definitief weg uit Maastricht. Sanitairfabrikant Sphinx keert Maastricht na bijna 200 jaar de rug toe.” Symbolisch of niet, maar in de inleiding van zijn proefschrift plaatste Thijs van Vugt een foto van het standbeeld van Petrus Regout in de Maastrichtse Boschstraat dat op 27 november 1965 door Prins Bernhard onthuld werd. De blik gericht op de arbeiderswoningen en met de rug naar zijn fabriek gekeerd. De reputatie van deze uitbuitende industrieel is met het verstrijken der jaren zoveel minder zwart geworden, dat dit kon. In 1834 had hij de basis gelegd voor zijn imperium van glas- en aardewerkfabrieken, waar later NV De Sphinx uit voort zou komen. Dit imperium had de twijfelachtige eer om in Voorspel (het eerste deel van de populaire editie van Het Koninkrijk der Nederlanden in de tweede wereldoorlog van Dr. L. De Jong ), op pagina’s 20 en 21, waar De Jong de kamerenquête naar arbeidsomstandigheden uit 1887 behandelde, prominent in beeld te komen. Vrijwel de gehele paragraaf was gewijd aan de gesprekken die Kamerleden voerden met de leiding van de Maastrichtse glas- en aardewerkfabriek.
            Thijs van Vugt heeft onderzocht wat de sociaalruimtelijke effecten waren van de opkomst van de keramische industrie op het Boschstraatkwartier-Oost, een wijk onder de rook van de fabrieken van Regout & Co. Zoals bleek uit de parlementaire enquête, ruim een halve eeuw na vestiging van deze fabrieken, was de sociaaldemografisch gemêleerde wijk een overbevolkte achterbuurt geworden, waar huisjesmelkers zich verrijkten ten koste van de zogeheten pottemennekes. Kinderen groeiden er onder erbarmelijke omstandigheden op en gingen al jong bij Regout werken, in enkele gevallen zelfs na het verbod op kinderarbeid in 1874.
In de jaren 1950 deden sociologen in deze ‘achterstandswijk’ onderzoek naar ‘onmaatschappelijke gezinnen’. Van Vugt promoveerde in 2014 op onderzoek naar deze zelfde wijk. Hij heeft zijn bevindingen naast vergelijkbaar internationaal onderzoek gelegd en zijn conclusie in een apart hoofdstuk verantwoord. De conclusie luidt dat er meer variatie was in de bevolking van deze buurt en in hun kostwinning dan de sociologen 60 jaar geleden veronderstelden. Enige voorzichtigheid is echter wel geboden, geeft Van Vugt ook zelf aan, omdat het onderzoek op microniveau zich toespitste op 5 generaties van 2 families, en dat is een wat beperkte basis om definitieve conclusies op te baseren.
Van Vugt heeft het onderzoek uit de jaren `50 ook onder de loep genomen en concludeert dat er sprake was van een statisch beeld, wat in de afgelopen decennia, onder andere door empirisch onderzoek op microniveau, achterhaald is. Het traditionele beeld van achterstandswijken met een bevolking die sociaaleconomisch en geografisch immobiel was, een laag opleidingsniveau had, onderling huwde, veel werkelozen telde en dito criminaliteit, is in de laatste jaren in positieve zin bijgesteld. Het eigen onderzoek van Van Vugt toont ook aan dat er sprake is van een dynamischer beeld, wat onder andere blijkt uit het feit dat sommigen werk vonden buiten of naast dat wat ze voor Regout verrichtten.
Vanaf pagina 169 staan er bijlagen in dit boek en deze worden verantwoord, waardoor Van Vugt niet alleen laat weten welke bronnen hij heeft geraadpleegd, maar ook hoe hij ze gebruikt heeft. Dit proefschrift is niet alleen prettig leesbaar maar is door zijn opzet getuige van doorwrocht onderzoek waar toekomstige onderzoekers inspiratie aan kunnen ontlenen. Voor studenten is het een schoolvoorbeeld van hoe dit soort onderzoek gedaan en verantwoord zou moeten worden. Misschien is dit een gevolg van het feit dat de promovendus meer dan 30 jaar als lerarenopleider verbonden is geweest aan Fontys Lerarenopleiding Sittard (FLOS). In zijn voorwoord geeft van Vugt ook nog zijn opinie ten aanzien van het leraarsvak en hoe een lerarenopleiding zou moeten zijn ingericht.
Ik heb met veel interesse kennis genomen van de weerslag van zijn onderzoek en denk dat hij met zijn proefschrift er mede voor zorgt dat een stuk industrieel erfgoed herinnerd wordt, zeker nu De Sphinx Maastricht definitief verlaten heeft. Een herinnering, anders dan wanneer de lezer de fabrieksnaam in zijn toilet ontwaart.
 
Drs. Paul Hendriks
meesterpaul@gmail.com
 
Trefwoorden: Nederland, Maastricht, 19e eeuw, Sociaaleconomische geschiedenis, Industrieel erfgoed, Regout.