De geschiedenis van het antisemitisme in West-Europa
-
Chris Quispel
336 pp, € 32,-
isbn/issn: 978-90-8704-549-4
geïllustreerd

De geschiedenis van het antisemitisme in West-Europa

(recensie: Drs.Paul Hendriks)

 

Chris Quispel, De geschiedenis van het antisemitisme in West-Europa. (Hilversum, Verloren, 2015), geïllustreerd, 336 pagina’s, ISBN 978-90-8704-549-4, € 32,-
 
Dit boek is voortgekomen uit de colleges over de geschiedenis van het antisemitisme, die Chris Quispel al vele jaren geeft aan de Leidse Universiteit. De leermeester van Chris Quispel, Dik van Arkel, publiceerde in 1984 in het Tijdschrift voor sociale geschiedenis een artikel getiteld: 'De groei van het anti-joodse stereotype. Een poging tot een hypothetisch-deductieve werkwijze in historisch onderzoek' (nr. 33, p. 34 – 70). In dit artikel schetst Van Arkel een model, volgens hetwelk zich het anti-joodse stereotype ontwikkeld zou hebben en dat door Quispel ook in zijn collegereeks verwerkt werd.
Dat model veronderstelt een drietal stappen: allereerst stigmatisering van een groep, bijvoorbeeld Joden, leidend tot een isolement, vervolgens geëtiketteerde interactie, waardoor vooroordelen niet meer gecorrigeerd kunnen worden, en tot slot terrorisering van het publiek om tot discriminatie over te gaan. Op dat punt aanbeland zullen leden van de dominante groep zich gedwongen voelen het vooroordeel te delen ten aanzien van de gestigmatiseerde groep en uiteindelijk is de weg vrij voor vervolging en pogroms. Voor die laatste stap is het nodig dat er geen centraal gezag is dat de gestigmatiseerde groep beschermt, maar juist, in bepaalde gevallen, initiatief neemt tot vervolging of pogroms.
Zelf wàs en bén ik benieuwd naar het Nederlands antisemitisme, dat in de collegereeks destijds niet werd behandeld. Bestudering van het boek leert dat er nu wel aandacht wordt besteed aan Nederland, maar dat het oordeel voorzichtig is en geheel in lijn met datgene wat Van Arkel op grond van zijn verklarend model altijd al gezegd had: Nederland is een voorbeeld van een land waarin dezelfde oude vooroordelen ten aanzien van Joden leefden maar waar nimmer sprake is geweest van een virulent antisemitisme. Men kan echter stellen dat er weliswaar geen pogroms in Nederland waren, maar dat de vooroordelen tegen Joden en zelfs antisemitisme hier net zo diep geworteld waren als in omringende landen. Er waren omstandigheden die maakten dat het hier, tot aan de bezetting, niet tot vervolging kwam. Recente publicaties over bijvoorbeeld de NSB en over het politieoptreden tijdens de bezetting tonen aan dat het wegvallen van een beschermende overheid en vervanging door een vervolgende overheid ervoor zorgden dat het latente antisemitisme aan de oppervlakte kwam en dat vele Nederlanders bewust hebben meegewerkt aan het afvoeren van Joodse medeburgers.
             Quispel is voorzichtig over Nederlands antisemitisme. Zijn boek is feitelijk een tribuut aan zijn overleden leermeester en hij haalt diens postume levenswerk, The drawing of the Mark of Caïn, a socio-historical analysis of the growth of anti-Jewish stereotypes, (Amsterdam University Press, 2009 ) geregeld aan. Quispel kiest overigens wel een andere benadering. Waar Van Arkel een methodologische aanpak hanteert en de geschiedenis van het antisemitisme daarbij beschrijft tot aan de nieuwe tijd, heeft Quispel juist een algemeen chronologisch overzicht van de geschiedenis van het antisemitisme tot in het heden geschreven.
Centraal staat de idee dat er in de geschiedenis van het antisemitisme sprake is van een ‘genealogie van stereotypen’, het proces waarbij in ieder tijdvak nieuwe beschuldigingen werden geuit aan het adres van de Joden, zonder dat daarbij de oude beschuldigingen en vooroordelen verdwenen. Het maakte het antisemitisme tot een bijna onuitputtelijke bron waaruit iedere antisemiet of antisemitische stroming iets van zijn of haar gading kon halen om de eigen vooroordelen kracht bij te zetten. Deze benadering biedt een goede verklaring voor het feit dat vooroordelen die teruggingen tot de oudheid en die vaak een religieuze invalshoek hadden, aangegrepen werden in de meer recente geschiedenis om het moderne antisemitisme vorm te geven.
Kort gezegd, ook communisten, racistische nationalisten en nationaal-socialisten grepen terug op de oude vooroordelen om de massa zover te krijgen dat zij in actie kwam tegen de aloude zondebok. Dit zogenaamde volksantisemitisme is dat wat terug te vinden is in gezegden zoals jodenfooi, jodenmoppen en de levende stereotypen in romans en op verjaardagen. Omdat het zo oud en wijdverbreid is, herkent bijna iedereen er iets in. Archetypische vooroordelen dus.
In dit zeer goed geschreven en goed gedocumenteerde werk, dat terecht aandacht krijgt in diverse media, komt de schrijver na een vijftal hoofdstukken over het ontstaan van het anti-Joodse stereotype, in de moderne tijd. De hoofdstukken 6 tot en met 15 vormen de kern van dit magistrale overzichtswerk. Quispel loopt zowel chronologisch als geografisch en thematisch door de belangrijkste thema’s van het moderne, West-Europese, antisemitisme. Dat houdt in dat het ontstaan van het racistische, wetenschappelijke en politieke antisemitisme geschetst wordt en dat beschreven wordt hoe er in Frankrijk, Duitsland en Oostenrijk enerzijds en Engeland en Nederland anderzijds, met het Joodse volksdeel omgegaan werd. Er bestaan al vele boeken over het antisemitisme in bepaalde landen en natuurlijk is de Holocaust en de rol van Duitsland en Oostenrijk uit en te na beschreven op zoek naar een verklaring. Leon Poliakov publiceerde tussen 1955 en 1977 reeds een standaardwerk over de geschiedenis van het antisemitisme in een aantal delen. Poliakov begint zijn overzicht echter rond het begin van de Christelijke jaartelling en eindigt in het jaar 1933. Zowel Van Arkel als Quispel beginnen hun geschiedenis honderden jaren eerder en Quispel laat zijn overzicht doorlopen tot in het heden. Dit geeft ook aan dat het boek van Quispel een waardevolle bijdrage is aan de voortdurende geschiedschrijving van dit fenomeen.
De rol van de emancipatie, volgend op de Franse revolutie, het feit dat Joden uit het getto kwamen en succesvol werden in nieuwe beroepen, de jaloezie en/of broodnijd die dat met zich meebracht. Vanuit al deze invalshoeken is wel geschreven in deelstudies van diverse landen. Ook het beeld van de jood in letteren en theater en de rol hiervan in het doen voortleven van bestaande stereotypen wordt tot op de huidige dag uitputtend onderzocht. Het feit dat zowel Engeland als Nederland enkele eeuwen geen Joodse inwoners hebben gekend, maar dat de bestaande vooroordelen via kerk, volkscultuur en letteren en theater levend gehouden werden, maakte dat de voedingsbodem voor modern antisemitisme ook in onze landen vruchtbaar was. Shakespeare en Dickens hebben beiden stereotype Joden opgevoerd in hun werken, zoals Shylock en Fagin. Multatuli, Paap, Bordewijk, maar ook Abraham Kuyper, hebben hun bijdrage geleverd aan het levend houden van anti-Joodse stereotypen in hun geschriften. Ideeën storen zich doorgaans niet aan grenzen en zeker open samenlevingen als de Nederlandse en Engelse, met hun koloniale rijk en handelsbelangen, ontvangen wat zich elders in de wereld aan gedachtegoed ontwikkelt vroeg of laat binnen de eigen grenzen. Dat hield in dat de stereotypen waar de nazipropaganda gebruik van maakte tijdens de bezetting, hier te lande herkend werden, omdat de wortels van deze vooroordelen uit dezelfde genealogie stamden als in Duitsland zelf of in Oostenrijk. Dat Frankrijk haar eigen geschiedenis had, met eind negentiende eeuw de internationaal geruchtmakende Dreyfuss-affaire, zorgde ervoor dat ook in Frankrijk voldoende mensen bereid waren mee te werken met de bezetter om Frankrijk ‘raszuiver’ te krijgen.
Voor kenners van het onderwerp en voor hen die college hebben gehad van Quispel, is veel van wat er in het historisch overzicht behandeld wordt bekend. De schrijver gaat echter wel meer de diepte in en verwijst naar recent verschenen werken, waardoor het boek aan actualiteit wint. Er wordt op het laatst zelfs een lijn doorgetrokken naar het heden. De auteur laat zich uit over na-oorlogs antisemitisme en tevens over Islamofobie en over Geert Wilders. Daarmee neemt Quispel een risico. Hij mengt zich als historicus in een contemporain debat, waardoor zijn geschiedenis van het antisemitisme in West-Europa over een tijdje als gedateerd terzijde geschoven zou kunnen worden. Dat zou jammer zijn. Ik hoop dat dit overzichtswerk herdrukken krijgt en nieuwe edities waarin de actuele politiek ontbreekt of op een iets afstandelijker wijze behandeld wordt.
 
Drs. Paul Hendriks
meesterpaul@gmail.com
 
Trefwoorden: Middeleeuwen, Nieuwe tijd, Nieuwste tijd, Antisemitisme, West-Europa, Nederland