Levi's eerste kerstfeest
Jeugdverhalen over Jodenbekering, 1792 - 2015
Ewoud Sanders
500 pp, € 29,50
isbn/issn: 978-94-6004-288-1
geïllustreerd

Levi's eerste kerstfeest

(recensie: Drs.Paul Hendriks)

 

Ewoud Sanders, Levi’s eerste kerstfeest. Jeugdverhalen over Jodenbekering, 1792 – 2015 ( Nijmegen, Vantilt, 2017), geïllustreerd, gebonden, 500 pagina’s, ISBN 978-94-6004-288-1, € 29,50.
 
Ewoud Sanders (1958) is historicus en Journalist. Hij heeft diverse boeken gepubliceerd en schrijft wekelijks voor het NRC Handelsblad. Levi’s eerste kerstfeest is de handelseditie van zijn proefschrift.
Deze handelseditie is ruim besproken en positief ontvangen. Anet Bleich wees in haar bespreking in de Volkskrant van 8 april 2017 onder andere op het feit dat Sanders zich terecht verbaasd toont dat zelfs ver na de tweede wereldoorlog nog titels verschijnen in het genre dat met verve door hem is onderzocht.
De schrijver heeft een niche gevonden. Er is in de loop der tijd al veel geschreven over beeldvorming en antisemitisme, over stereotypen in literatuur en volkscultuur en ook over de zending onder het Joodse volksdeel sinds de negentiende eeuw. Wat echter nog niet was onderzocht, was de wijze waarop jeugdliteratuur ingezet werd als vehikel om vooroordelen over joden levend te houden en het geloof in de ware God te versterken. Verhalen met daarin wrede taferelen verschenen tot eind jaren ‘50 van de twintigste eeuw in taalboekjes. Hierin figureerde dan meestal een joods kind dat op de een of andere wijze interesse toonde in het christendom en soms bekeerd werd tot het roomse of het protestantse geloof, en de reacties van de joodse omgeving daarop. Marteling en mishandeling, met soms de dood tot gevolg (wat dan weer aanleiding gaf tot het beschrijven van een wonder, wanneer het een roomse tekst betrof), gepaard met alle mogelijke stereotypen en vooroordelen. Een Joodse glasblazer gooit zijn kind in de oven, waar het vervolgens ongeschonden en gesterkt door haar geloof, uitkomt (p.373).
De schrijver eindigt zijn ‘Naschrift en dankwoord’ met de bescheiden vaststelling dat hij onvermijdelijk steken heeft laten vallen en de uitnodiging om commentaar en aanvulling te leveren.
Het boek is onderverdeeld in drie delen, allereerst de historische context en analyse (pp. 6 tot en met 129), dan de verhalen zelf (pp. 130 tot en met 431) en tot slot de overzichten (pp. 432 tot en met 465). Het centrale deel, de verhalen, is een prachtig geïllustreerde inventarisatie van protestantse en katholieke jeugdverhalen over Jodenbekering. Sanders geeft de lezer een beknopte samenvatting, bedoeld om in één regel een indruk te geven, voorts herkomst en drukgeschiedenis, een uitgebreide samenvatting, waarin de verhaallijn uit de doeken wordt gedaan, de doelgroep en de receptie van het genoemde werk en tot slot de beschikbaarheid van de verschillende edities in diverse bibliotheken. Hiermee heeft hij een rijke bron aangeboord, waarmee latere onderzoekers van het beeld van de jood in de Nederlandse letteren hun voordeel kunnen doen.
Het laatste deel, overzichten, geeft een opsomming van jeugdverhalen, (oorspronkelijk en vertaald), verhaaltypen, (feitelijk en fictie), auteurs, vertalers, illustratoren, uitgevers en doelgroepen. Bovendien noemt Sanders nog bijdragen in kranten en tijdschriften, geeft hij een schematische samenvatting van verhaalstructuren en voegt tot slot een overzicht van meest voorkomende joodse namen en typische uitdrukkingen toe.
Het moge duidelijk zijn dat ik zeer enthousiast ben over dit werk, mede gezien mijn persoonlijke interesse in een aanverwant onderwerp: het beeld van de jood in de Nederlandse letteren in historisch en internationaal vergelijkend perspectief. Vanwege die belangstelling ben ik bekend met een aantal werken waarnaar door Sanders in het notenapparaat verwezen wordt. Een bronnenlijst van geraadpleegde literatuur had ik overigens graag aangetroffen, maar spittend door de lijst van noten vallen vanzelf ook zaken op. Welke werken worden gebruikt en welke niet, om een voorbeeld te noemen. Het deed mij deugd, een verwijzing naar een in eigen beheer uitgebracht werk van Jaap Meijer aan te treffen uit zijn Diasporade reeks: Rationalisme/Romantiek/Risjes, het joodse type in onze literatuur 1800 – 1850 (Heemstede 1978). Meijer wordt namelijk niet zo veel aangehaald.
In een noot verwijst Sanders naar Geliefde vijand van J. Melkman (Amsterdam 1964) en naar het proefschrift van M. J. P. M. Weijtens uit 1971, Nathan en Shylock in de lage landen. In diezelfde noot noemt hij de doctoraalscriptie van Tiny Zwemmer over de jood in de Nederlandse literatuur uit 1997. Hij stelt terecht in die noot dat deze, en andere, niet genoemde, publicaties, niet gericht zijn op jeugdliteratuur (noot 6 op pagina 481). Dat is eigenlijk meteen waar mijn voornaamste commentaar en aanvulling over gaan. Het onderzoek van Sanders had nog meer diepgang kunnen hebben, wanneer publicaties over het beeld van de jood in de letteren waren meegenomen, helemaal wanneer de vergelijking met Duits, Engels en Frans onderzoek was gemaakt. Het had ook meer ingebed kunnen worden in de geschiedenis van de joden in Nederland, waarover trouwens tegelijk met het verschijnen van zijn eigen titel de herziene versie van het bekende overzichtswerk verscheen, evenals in 1995 onder redactie van Hans Blom.
De Geschiedenis van de joden in Nederland uit 1995 is overigens niet aangehaald, ofschoon daar wel een stukje over Jodenzending in staat, alleen niet specifiek door middel van jeugdliteratuur.
Tot slot is het natuurlijk nog eens zo dat er een grijs gebied is tussen jeugdliteratuur en volwassen letteren. Isaac en Rebecca figureren in Ivanhoe, hier te lande ook door de jeugd verslonden. Fagin uit Oliver Twist, Scrooge uit Een kerstvertelling, Shylock uit De Koopman van Venetië. Stuk voor stuk romanfiguren die ook in vertaling sinds de negentiende eeuw in boeken voor de jeugd voorkomen. Ook in ons eigen taalgebied kan het lonen om verder te kijken dan alleen de jeugdliteratuur. Iemand als Bordewijk, bekend van Bint en Karakter, schreef ook de novelle Wat ik bij Baruch Blazer vond, over een joodse boekenverkoper in het interbellum. Sanders begon zijn onderzoek naar aanleiding van een boek over een boekenjood. Ik eindig er mijn bespreking mee.
 
Drs. Paul Hendriks
 
meesterpaul@gmail.com
 
Trefwoorden: Nederland, 19e eeuw, 20e eeuw, Jeugdliteratuur, Antisemitisme, Jodenzending,