Misdaad en straf in een Hollandse stad
Haarlem, 1245 - 1615
Maarten Müller (Haerlem Reeks nr. 19)
164 pp, € 19,90
isbn/issn: 978-90-8704-696-5
geïllustreerd

Misdaad en straf in een Hollandse stad

(recensie: Drs.Paul Hendriks)

Maarten Müller, Misdaad en straf in een Hollandse stad: Haarlem, 1245 – 1615. (Hilversum, Verloren, 2017, Haerlem Reeks nr. 19, geïllustreerd, met bijlagen, 164 pagina’s, ISBN 978-90-8704-696-5) € 19,00

Maarten Müller werd direct na zijn afstuderen in 1972 docent aan de lerarenopleiding van de Hogeschool van Amsterdam en zou dat vervolgens twee decennia blijven. Na een intermezzo van bijna 20 jaar, waarin hij als natuurbeheerder en aannemer de kost verdiende, heeft hij sinds 2011 het vak van historicus weer opgepakt en richt zich daarbij vooral op rechtsgeschiedenis. Hij publiceerde al enkele artikelen en nu is er dit boek, dat tegelijk het 19e deel van de Haerlem Reeks is, welke een uitgave is van de Historische Vereniging Haarlem.
 

Misdaad en straf in Haarlem in de periode 1245-1615. Een voor de hand liggende vraag is natuurlijk wat bijzonder is aan deze twee jaartallen. Het blijkt dat de allereerste informatie met strafrechtelijke inhoud uit het Haarlemse stadsrecht uit 1245 stamt. De keuze om de onderzochte periode tot 1615 te laten lopen, werd vooral bepaald door het gegeven dat er daarna een periode van 60 jaar is waarin de bronnen schaars zijn. Waarom er juist in die Gouden eeuw, van halverwege het 12-jarig bestand tot na het rampjaar 1672, een schaarsheid aan gerechtelijke bronnen is, wordt vooralsnog niet duidelijk, maar verdient op zichzelf nader onderzoek.
 

Müller heeft zich bij de opzet van zijn onderzoeksverslag laten leiden door de chronologie van de bronnen. Hiermee bedoel ik dat hij de onderzochte periode in een drietal sub-perioden heeft verdeeld, te weten: de dertiende en veertiende eeuw (hoofdstuk 1), de Bourgondisch-Habsburgse periode (hoofdstuk 2) en de begintijd van de Republiek (hoofdstuk 3). Elk van deze hoofdstukken is weer opgebouwd aan de hand van een drietal thema’s: Bronnen van onze kennis, strafrechtelijke procedures en misdaad annex straffing. Afhankelijk van de aard van de bron en de relevantie van daaruit voortkomende informatie, zijn er afzonderlijke rubrieken of thema’s ontleend. In de bijlagen van het boek zijn tabellen opgenomen met gedetailleerde informatie over de aard van het misdrijf, eventuele marteling of straf.
 

De schrijver had zich ten doel gesteld, een bijdrage te leveren aan een aantal debatten die in de loop der tijd over misdaad en straf gevoerd zijn. Mijns inziens is hij geslaagd in zijn opzet. Waar hij ook in geslaagd is, is het ontsluiten van bronnen die op grond van hun rubricering nog niet meegenomen werden als strafrechtelijke bronnen. Wanneer bijvoorbeeld in een ambtelijke rekening niet alleen sprake was van een misdrijf, kan zo’n stuk ook onder de rubriek financiën of domeinen gearchiveerd zijn. Het feit dat Müller dit soort stukken gevonden en betrokken heeft, spreekt mij persoonlijk zeer aan en voert mij terug naar de tijd dat ik zelf nog onderzoek deed en soms een schat aan informatie vond op een plaats die op het eerste gezicht niet relevant was voor mijn onderwerp.

Voorts is de schrijver erin geslaagd om met betrekking tot dit onderwerp de beeldvorming van sensatie te ontdoen. Hij haalt Johan Huizinga aan, die in Herfsttij der middeleeuwen stelde dat men in de late Middeleeuwen slechts de twee uitersten van wrede straf en volle genade kende. Mede dankzij dit onderzoek weten we dat dit een ongenuanceerde stelling was. De bestraffing van misdrijven varieerde van ‘vaderlijke raad’ voor jonge dieven, bedelaars of vechtersbazen tot verbanning en doodstraf door ophanging of onthoofding. Zelfs bij de uiterste straf werd de veroordeelde echter niet altijd aan een zo geheten ‘pijnlijke ondervraging’ onderworpen. Rang of stand was daarbij soms van invloed.
Müller signaleert een trend in een toenemende terughoudendheid in het opleggen van doodstraffen en lijfstraffen door schepenbanken. Hij waagt zich niet aan speculaties ten aanzien van de vraag of deze trend zich doorzette na 1615. De beantwoording van deze en andere vragen is aan volgende onderzoekers, die dankzij dit werk van Maarten Müller wellicht inspiratie krijgen om buiten gebaande paden te treden bij onderzoek in archieven en registers.

Drs. Paul Hendriks
meesterpaul@gmail.com

Trefwoorden: Nederland, Haarlem, Middeleeuwen, Vroeg modern. Rechtsgeschiedenis, Criminaliteit