In louche gezelschap
(recensie: Drs.Paul Hendriks)
Pieter van Wissing, In louche gezelschap. Leven en werk van de broodschrijver Philippus Verbrugge (1750-1806), (Hilversum, Verloren, 2018), geïllustreerd, 272 pagina’s, ISBN 978-90-8704-669-9, €29,-
Een boek met een dergelijke titel en een achterflaptekst waarin gesproken wordt van een gesjeesde predikant die keer op keer de grenzen van de betamelijkheid overschreed én die de risée van zijn omgeving zou worden, prikkelt natuurlijk de nieuwsgierigheid. Waaruit bestond dat louche gezelschap? Op welke wijze overschreed hij wiens grenzen en wat maakte hem tot een risée? Wat mij betreft nog belangrijker, zijn die typeringen terecht?
De man waarover het hier gaat, Philippus Verbrugge (1750-1806), was in zijn eigen tijd zelfs bij de Stadhouder bekend maar zou na zijn dood worden vergeten, totdat archivaris en literatuurhistoricus Pieter van Wissing hem opwekte door middel van deze biografie. Van Wissing heeft het veelbewogen leven (én het omstreden werk van Verbrugge) uit talloze archiefstukken en andere eigentijdse bronnen gereconstrueerd. De man vervulde zeer uiteenlopende rollen in zijn leven: bursaal, predikant, journalist, broodschrijver, bajesklant, intrigant en banneling. Van Wissing heeft de levensloop geschetst van wieg tot graf en verdeeld in hoofdstukken die elk een van Philippus Verbrugges rollen als titel dragen.
Verbrugge werd in 1750 in Deventer geboren. Zijn vader was een militair. In 1771 schreef hij zich als student Theologie in aan de Universiteit van Leiden. Aan die universiteit behoorde hij vanwege zijn afkomst tot een minderheid. De meeste Theologiestudenten uit Salland togen naar Franeker of Harderwijk, waar de studie bovendien goedkoper was. Verbrugge kon met een beurs in Leiden studeren en heeft zijn opleiding tot predikant ook voltooid. In 1778 vestigde hij zich in Koedijk als predikant. Hoewel niet alle details bekend zijn, weten we dat hij in conflict raakte en dat dit uiteindelijk leidde tot het formuleren en indienen van een rekest aan de Staten van Holland en West-Friesland in 1781.
Na enige omzwervingen belandde hij via Den Haag in Delft. Hij probeerde een baantje als studentengouverneur in Leiden te krijgen, maar dat lukte niet. Hij werd broodschrijver en, hoewel Orangist, schreef hij ook tegen betaling stukken tegen de Stadhouder, zoals De patriottische Artz.
Hij werd in het geheim benaderd om betaald schrijver voor Oranje te worden. Hij schreef en redigeerde het weekblad De post naar den Neder-Rhijn, een Orangistisch antwoord op De post van den Neder-Rhijn. Hij verweerde zich intussen tegen de Alkmaarse en Koedijkse ouderlingen en wist in zijn functie als predikant hersteld te worden en daarop zelf ontslag te nemen. Zijn functie van schrijver voor Oranje was niet officieel. Hij heeft geprobeerd geheim te houden voor de Stadhouder dat hij ook patriottische stukken geschreven had. Zijn nieuwe functie bracht hem in een spagaat, doordat er nog stukken van zijn hand gepubliceerd werden tegen de kringen rond de Stadhouder, terwijl hij intussen begonnen was voor Oranje te schrijven en de Stadhouder moest verweren tegen zijn eigen schrijfsels. Toen de Patriotten de overhand hadden, belandde hij in de gevangenis, waar hij door Willem Bilderdijk als advocaat werd bijgestaan. Bilderdijk kreeg hem vrij en stond hem bij in het verkrijgen van een pensioen. Toen het Hof niet snel genegen was om hem tegemoet te komen, probeerde hij de Oranjes af te persen. Hij dreigde te onthullen dat hij op de loonlijst van de Oranjes had gestaan en namens hen De post naar de Neder-Rhijn had uitgegeven, wat hem uiteindelijk een pensioentje opleverde. Hij werd door het Hof van Delft verbannen en promoveerde te Duisburg in de Rechten in 1785.
Verbrugge was een kind van zijn tijd en dat bleek ook uit sommige bronnen. Zo had hij een uitgesproken mening over het verlenen van gelijke rechten aan Joden, wat er uiteindelijk in 1796 van kwam, maar waarvan hij een fel tegenstander was.
Hij was gehuwd met een prostituee, hielp Patriotten opsporen, schreef een Memorie voor Stadhouder Willem V en diens vrouw prinses Wilhelmina en publiceerde diverse stukken over staatsinrichting. In 1787 werd hij gearresteerd en veroordeeld tot 5 jaar rasphuis en 12 jaar verbanning. Hij stierf in 1806, het jaar waarin Lodewijk Napoleon Koning van Holland werd.
Op de flaptekst van de uitgever en in meerdere recensies wordt Philippus Verbrugge neergezet als een achttiende-eeuwse charlatan, die voor geen meter wilde deugen. Van de andere kant bekeken was Verbrugge echter iemand die van lage komaf desondanks een studie in Leiden voltooide en later promoveerde, die in kringen rondom de Stadhouder bekend raakte en als schrijver en redacteur belangrijk genoeg geacht werd om voor het gerecht gedaagd te worden en daar te worden bijgestaan door iemand van de statuur van Willem Bilderdijk.
Archivaris Pieter van Wissing schildert een portret van Verbrugge waarbij hij het over de jaren verzamelde bronnenmateriaal vaak voor zichzelf laat spreken. Dat biedt de lezer de kans om rechtstreeks kennis te nemen van dat wat Verbrugge en diens tijdgenoten aangaande bepaalde kwesties schreven en vonden. Iets meer redactie had de leesbaarheid vergroot.
Hoewel een flink deel van de typeringen zeker terecht is, weet Verbrugge bij mij sympathie te wekken. Dat komt toch ook door de rijkelijk geciteerde bronnen, die een mens van vlees en bloed op weten te roepen voor wie daarvoor open staat; een mens die in roerige tijden keuzes maakt maar daarin niet consequent is, wel hard werkt maar soms domme pech heeft of onhandige besluiten neemt. Ik ben blij met deze biografie, die een minder bekende figuur tot leven wekt en de kans biedt in te zoomen op kleine gebeurtenissen in een tijd waarin de wereld op zijn kop gezet werd.
Drs. Paul Hendriks
meesterpaul@gmail.com
Trefwoorden: Nederland, Republiek, 18e eeuw, Oranje, Patriotten, Verlichting