Hirsch en Cie Amsterdam (1882-1976)
(recensie: Drs.Paul Hendriks)
Femke Knoop, Hirsch & Cie Amsterdam (1882 – 1976) Haute couture op het Leidseplein. (Hilversum, Verloren, 2018, geïllustreerd, 344 pagina’s, ISBN 978-90-8704-728-3), € 25,-
Hirsch & Cie was een in zijn tijd vernieuwend grootwinkelbedrijf. De oprichters, Sally Berg en Sylvain Kahn, stelden dames uit de oude en nieuwe elite in Nederland in de gelegenheid om in eigen land Haute couture aan te schaffen. De clientèle varieerde van leden van het Koninklijk Huis tot actrices en de beruchte danseres Mata Hari. Hirsch bood overigens ook confectie en goedkopere kleding. In 1912 verrees aan het Leidseplein in Amsterdam het Hirschgebouw. Imposant in de vormgeving verenigde het verschillende functies. De winkel zelf, naaiateliers en op de bovenste verdieping een internaat voor de (veelal buitenlandse) mannequins. Het was een joods familiebedrijf en dat betekende onder andere dat de eigenaren met antisemitisme te maken kregen, met name tijdens de bezettingsjaren. Een aantal mensen uit de eigenaarsfamilies en een aantal personeelsleden heeft de Tweede Wereldoorlog niet overleefd. De eigenaren waren actief betrokken bij de samenleving en steunden (of participeerden in) diverse organisaties, zowel joods als niet-joods. De geschiedenis van deze onderneming kan vanuit verschillende perspectieven beschouwd worden en dat is ook wat de schrijfster gepoogd heeft te doen.
Femke Knoop is een jonge, ondernemende, historica uit het Noorden des lands. Na haar studie richtte zij in 2012 het bedrijfje Haute Histoire op en van daaruit werkt zij aan opdrachten en projecten. Hirsch & Cie is haar eerste boek, een uitwerking van haar masterscriptie uit 2010, die reeds was bewerkt tot een artikel in Historica uit juni 2011. Er is een aantal juichende recensies verschenen, onder andere in Trouw, Vrij Nederland en de Volkskrant, die op de site van uitgever Verloren aangehaald worden. Een aanzienlijk minder juichende recensie, van de hand van modemuze Bianca M. Du Mortier, conservator kostuum van het Rijksmuseum in Amsterdam, wordt daar niet aangehaald. Wat maakt dat mevrouw Du Mortier kritischer is dan de recensenten van andere media? Vanuit haar eigen specialisme en vanwege aannames en verwachtingen, plaatst zij enige kritische kanttekeningen en stelt vragen die op zichzelf een antwoord verdienen, zoals het gemis aan kader en context. De stelling echter dat er een (interessant) notenapparaat ontbreekt, is niet juist. Het boek bevat 26 pagina’s met noten. Of deze interessant zijn, moet de lezer zelf bepalen.
Nieuwsgierig geworden door de diverse andere recensies, waarvan de meeste lovend, ben ik toe aan mijn eigen oordeel.
Knoop komt uit de hoek van gender en vrouwenemancipatie en heeft al jaren iets met de geschiedenis van het modehuis Hirsch, getuige haar scriptie en het artikel in Historica. Ze heeft zich voor dit onderzoek eveneens verdiept in de geschiedenis van kostuums en mode. In de inleiding en de verantwoording van haar boek spreekt ze de ambitie uit om vanuit multiperspectief te werk te gaan. Dat is een ambitie die op mijn sympathie kan rekenen, maar ik weet ook dat er risico’s kleven aan zo’n benadering. Specialisten in bedrijfsgeschiedenis, geschiedenis van Joden in Nederland, kostuumgeschiedenis of de geschiedenis van de arbeidersbeweging zullen allen iets aan te merken hebben, omdat ze er foutjes uit halen, een eigen stokpaard missen of te weinig diepgang vinden.
Wie geïnteresseerd is in een deelaspect, bijvoorbeeld Joodse geschiedschrijving of bedrijfsgeschiedenis, zal door de verschillende hoofdstukken heen zijn informatie moeten halen, omdat de opbouw van het boek weliswaar thematisch is, maar langs andere thema’s. Het eerste hoofdstuk gaat over het familiebedrijf, het tweede over personeel, het derde over het gebouw, het vierde over kleding en andere producten, het vijfde over reclame en het zesde en laatste hoofdstuk over de klanten. In de verantwoording noemt Knoop diverse bronnen en geeft aanknopingspunten voor verder onderzoek.
Wat ik met de meeste andere recensenten eens ben, is, dat dit boek zeer fraai is vormgegeven. Knoop heeft veel werk verzet, waardoor er nu een boek ligt waarin het resultaat is neergelegd van een poging tot multidisciplinair onderzoek. Het oordeel van mevrouw Du Mortier is te hard, wanneer ze haar recensie besluit met de stelling dat het boek weliswaar zeker aan te raden is, vanwege de enorme hoeveelheid gegevens die het bevat, maar dat deze grote opeenstapeling van feiten snakt naar bewerking tot een volwassen boek over de geschiedenis van Hirsch.
Het verdient bewondering om uit zoveel verschillende bronnen een boek samen te stellen en aan zoveel uiteenlopende aspecten aandacht te besteden. Met name door het ontbreken van een bedrijfsarchief is dit een enorme inspanning geweest. Natuurlijk zijn er ook vragen. Er zou meer te vertellen zijn over de lotgevallen van de eigenaren en personeel vanwege hun Joods zijn, voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Het feit dat een roman van Ina Boudier Bakker, Klop op de deur, tussen de bronnen staat en dat er bij de bronnen geen duidelijk onderscheid is tussen geschiedenis en fictie, vraagt om toelichting. Een zakenregister zou prettig zijn geweest. Maar vooral positief is het lef van deze jonge historica om haar nek uit te steken en een boek samen te stellen waar anderen weer op voort kunnen bouwen.
Het boek is zeer fraai vormgegeven, prettig leesbaar, hoewel soms ietwat elitair met betrekking tot wetenschappelijk taalgebruik en Franse uitdrukkingen, waardoor het geen confectieproduct is. Een prachtig inventariserend werkstuk, dat uitnodigt tot vervolgonderzoek.
Drs. Paul Hendriks
meesterpaul@gmail.com
Trefwoorden: Nederland, Amsterdam, 19e eeuw, 20e eeuw, Modemagazijn Hirsch, cultuurgeschiedenis, bedrijfsgeschiedenis, joodse geschiedenis, fin de siècle