Joke Draaijer, Landgoed als leerschool. Biografie van Philip Dirk Baron Van Pallandt Van Eerde (1889 – 1979), (Hilversum, Verloren, 2019, Adelsgeschiedenis XIV), geïllustreerd, 384 pagina’s, ISBN 978-90-8704-800-6, € 35,-
In 2019 promoveerde godsdienstwetenschapper Joke Draaijer op de biografie van Philip Baron Van Pallandt. In de levensgeschiedenis van deze man komt een aantal thema’s langs en Draaijer heeft gekozen voor een opbouw die zowel chronologisch is als recht doet aan die verschillende thema’s. Allereerst is er de adelsgeschiedenis, welke ook in Nederland na de Eerste Wereldoorlog een breuk laat zien. Adel wordt daarna de moderne tijd ingetrokken en er moet ook doorgeleerd en gewerkt worden. Een en ander betekent ook iets voor het beheer van landgoederen, die soms al generaties in bezit van de families zijn geweest. In het geval van Philip betreft dit Duinrell bij Wassenaar. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog erft hij van een achterneef onverwacht het landgoed Eerde. Die erfenis en het beheer ervan raakt aan een aantal andere thema’s, namelijk: scouting, natuurbescherming, humanitaire hulp, theosofie en Krishnamurti en Quakerschool.
Draaijer heeft het boek opgedeeld in dertien hoofdstukken, verdeeld over een viertal delen, respectievelijk getiteld: Afkomst en Jeugd, Zoektocht en Idealen, Crisistijd en Tweede Wereldoorlog en Natuur en Balans. In de inleiding verantwoordt de promovenda zich voor de gekozen vorm van de biografie als dissertatie, waarbij zij zich beroept op een aantal beroemde voorbeelden en theoretici, zoals Jan Fontijn, James Clifford, Hans Renders en Annejet van der Zijl (pp.18-19). Het ideaal dat zij zelf voor ogen heeft, is: [- - ] "de wetenschappelijk-historische biografie die zich kenmerkt door zorgvuldige selectie van bronnen en gebruikmaking van chronologie en historische context’ (p.18).
Draaijer baseert zich voor haar onderzoek op diverse bronnen, variërend van brieven en dagboeken van Philip zelf, die van anderen, archieven van organisaties waar hij bij betrokken is, tot mondelinge overlevering. Zij stelt zich ook een aantal vragen, zoals in hoeverre Phillip een representatieve representant van zijn peer group, de adel, is. Welke idealen heeft hij met betrekking tot de natuur in Eerde? In hoeverre worden zijn keuzes ingegeven door zijn adellijke afkomst? Wat betekenen scouting en Krishnamurti voor hem?
In de slotbeschouwing gaat Draaijer op deze vragen in. De ontmoeting, in 1920, met Jiddu Krishnamurti, op dat moment nog verbonden met de Theosofen en door hen als de reïncarnatie van Christus beschouwd, was van grote invloed op Philip en is wel omschreven als spirituele liefde op het eerste gezicht. Tot zijn dood zou Philip volgens de levensfilosofie van Krishnamurti leven en zijn hele leven een vriendschap koesteren. De breuk van Krishnamurti met de Theosofische vereniging en het ontbinden van de Orde van de ster in het Oosten in 1929, deden daar niets aan af. De Orde van de ster in het Oosten was de naam van een wereldwijde organisatie die in Ommen, op landgoed Eerde, bijeenkomsten hield onder leiding van Jiddu Krishnamurti. In de kern kwam de levensfilosofie erop neer dat iemand bij zichzelf moest beginnen wanneer hij de wereld wilde verbeteren. Krishnamurti was in 1925 al begonnen, zijn volgelingen duidelijk te maken dat wie een ander volgt, ophoudt de waarheid te volgen. Philip, die al een idealistische inslag had en reeds in zijn jeugd liefde voor de natuur had ontwikkeld, zette zich, toen hij ook nog in aanraking was gekomen met Baden Powell, in voor scouting in Nederland. In 1924 schonk hij al zijn bezittingen in Ommen aan de Eerde stichting, op voorwaarde dat ze het landgoed bij elkaar zou houden en de natuur goed beheren. De Orde van de ster in het Oosten hield op het landgoed haar bijeenkomsten. Al in 1914 was Philip op verzoek van Jac. P. Thijsse toegetreden tot het hoofdbestuur van Natuurmonumenten en Volgelbescherming, waardoor zijn liefde voor de natuur ook op een andere manier tot uiting kon komen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Philip met een groep prominente Nederlanders gegijzeld en kwam hij voor enige tijd in concentratiekamp Buchenwald terecht. Naar eigen zeggen hielp de levensfilosofie van zijn spirituele liefde hem door deze periode heen. Hoewel geestelijk ongebroken uit de oorlog gekomen, was hij zijn idealisme wel kwijt (p.344). Hij kreeg zijn landgoed opnieuw in bezit maar slaagde er niet in om het rendabel te beheren. Waar zijn zuster het landgoed Duinrell zelfs winstgevend maakte door er een attractiepark op te realiseren, koos hij er na de oorlog voor om het bezit in Ommen in gedeeltes te verkopen aan organisaties die pasten bij zijn visie op natuurbeheer. Een gedeelte hield hij in bezit voor de familie. Hij eerde daarmee zowel zijn idealen als de adellijke familietradities. Op het landgoed werd ook een school gesticht waar zowel zijn echtgenote als zijn oudste dochter les hebben gegeven. Hiermee is tevens de titel van het boek verklaard. Philip wilde niet dat zijn stoffelijke resten werden bijgezet in de familiegrafkelder op Eerde. In plaats daarvan legde hij vast dat hij gecremeerd wilde worden. Hiermee brak hij met de familietraditie.
Philip valt te zien als een overgangsfiguur in de ontwikkeling van oude naar moderne adel en in zijn geval van landadel naar spirituele adel.
Draaijer heeft mijns inziens een zeer lezenswaardig proefschrift afgeleverd en is geslaagd in haar opzet om er een wetenschappelijk verantwoorde biografie van te maken, waarbij zij door haar opzet niet alleen laat zien hoe, aan de hand van haar hoofdpersoon, de adelsgeschiedenis zich in de twintigste eeuw heeft ontwikkeld, maar ook hoe diverse thema’s, van natuurbeheer tot scouting en spirituele groei verbonden zijn met zijn leven en hoe zijn idealen als een rode draad door zijn leven lopen, onder andere in de, niet eerder genoemde, opvang van vluchtelingen en hongerenden na de Eerste Wereldoorlog.
Drs. Paul Hendriks
meesterpaul@gmail.com
Trefwoorden: Nederland, 20e eeuw, Adelsgeschiedenis, Biografie, Philip van Pallandt van Eerde, Theosofie, Natuurbeheer