Trade, diplomacy and cultural exchange
Continuity and change in the North Sea area and the Baltic c. 1350-1750
H. Brand (ed.)
226 pp, € 30,-
isbn/issn: 90-6550-881-3
Groninger Hanze Studies 1

Trade, diplomacy and cultural exchange

(recensie: Martin de Bruyn)

In dit eerste deel van de Groninger Hanze Studies zijn veertien artikelen (inclusief inleiding) over de geschiedenis van de Hanze gebundeld. De inhoud is onderverdeeld in drie onderzoeksvelden: de organisatie van de handel in de Baltische- en Noordzee-regio, de economische politiek in de Hanze-regio, en de politieke en culturele betrekkingen tussen de delen van dit gebied.

L. Müller gaat in zijn bijdrage ‘The Dutch entrepreneurial networks and Sweden in the Age of Greatness’ (pp. 58-74) uitvoerig in op het Hollandse ondernemerschap in Zweden. Door twee grote politieke gebeurtenissen in het eerste kwart van de zeventiende eeuw (de ongunstige afloop voor Zweden in de oorlog met Denemarken 1611-1613 en de afloop van het twaalfjarige bestand tussen de Republiek en Spanje) werden de betrekkingen tussen de Republiek en Zweden geïntensiveerd, met als resultaat een zeer positieve handelsbalans voor Holland. Door enorme geldbedragen aan Zweden te lenen, kregen de Hollanders een grote invloed op de Zweedse koper- en ijzerhandel en de wapenindustrie. Op een heldere en aanstekelijke manier wordt dit proces uitgelegd.

A.R. Little geeft in zijn bijdrage ‘British seamen in the United Provinces during the seventeenth-century Anglo-Dutch Wars: the Dutch Navy – a preliminary survey’ (pp. 75-92) een heel ander beeld van de Hollanders als zeevarende natie. Het blijkt dat een groot deel van het varende volk op de Nederlandse (oorlogs)vloot van Engelse komaf was, wat natuurlijk in Engeland niet gewaardeerd werd. De grote drijfveer voor veel Engelse zeelieden was simpelweg geld: de Nederlanders betaalden meer dan de Engelsen en dat was het risico om als verrader van de Engelse natie te worden beschouwd, met alle gevolgen van dien, wel waard. De diverse voorbeelden van Engelse zeelieden in vreemde dienst in oorlogstijd maken van dit artikel een levendig verhaal.

J. Weststrate’s bijdrage, ‘The organisation of trade and transport on the Rhine and Waal rivers around 1550’ (pp. 95-112), geeft een zeer gedetailleerd beeld van de handel op de rivieren tussen Dordrecht en het Duitse achterland. Hierbij kijkt hij vooral naar de handelaren uit Nijmegen en Wesel en hij onderscheidt drie categorieën van vervoerders. De eerste is de schipper die alleen de goederen vervoert. De tweede is de schipper-koopman, die zowel zijn eigen goederen als die van andere kooplieden vervoert. De derde is de koopman, die alles vanuit een kantoor organiseert, met handelsagenten in de grote handelssteden in Noordwest Europa werkt en zijn handelswaar door een derde partij laat vervoeren (p. 106).

De censuur op publicaties in de Republiek, die vaak op verzoek van een vreemde mogendheid plaatsvond maar soms ook uit eigen vrije wil gebeurde, komt aan bod in het artikel ‘Dutch censorship in relation to foreign contact (1581-1795)’ van J.W. Koopmans (pp. 220-237). De vrijheid van meningsuiting in de Republiek was groot en kon in sommige gevallen een gevaar voor de betrekkingen met de grote mogendheden Engeland en Frankrijk opleveren. Regelmatig kwamen er verzoeken uit deze landen om bepaalde boeken of pamfletten te verbieden zoals bij ‘Waerachtich Verhael van de tijdinghen gecomen wt de Oost-Indien’. Centraal in dit boek stond het Engelse complot op Ambon tegen de Nederlanders van de VOC en de buitensporige reactie van de Nederlanders. Om verdere onrust te voorkomen, stemden de Staten Generaal in met het verzoek, uiteraard ook omdat dit in het belang van de Republiek was. Zo nu en dan kwamen er ook verzoeken uit de Scandinavische landen en uit Rusland om boeken en pamfletten te verbieden, maar die verzoeken waren gering in aantal.

De besproken artikelen vormen een weerslag van de inhoud van de hier besproken bundel. De indeling in drie onderzoeksvelden maakt het verband tussen de artikelen en het onderzoeksveld duidelijk, waardoor de lezer in staat is om het artikel in de grote lijn te plaatsen. De volgorde waarin de onderzoeksvelden in het boek zijn geplaatst, is logisch. Men denkt bij de Hanzesteden toch vooral aan economie en politiek. Maar juist het laatste onderzoeksveld kan verrassende resultaten opleveren, al lijkt het verband met het begrip ’Hanze’ minder voor de hand te liggen. Ook in het verleden is er aan het aspect van culturele uitwisseling veel minder aandacht besteed; het waren vooral de economische en politieke relaties die de boventoon voerden. Hopelijk zal er in de toekomst vanuit het Hanze Studie Centrum te Groningen (http://www.rug.nl/let/onderzoek/onderzoekcentra/hanzestudiecentrum/index) meer van dit soort interessante artikelen gepubliceerd worden.

J.M. de Bruyn